be an exaggeration to say that these broadcasts are universally popular... Meanwhile MPs appear very frequently in the BBC's regular programmes, where they and other members of other parties can present their party's case just as cogently, more naturally, and often to a larger audience in the context of a discussion or interview on some topical issue’.
4. ‘Wanneer, zoals in België, de konkurrentie in de omroep verdwijnt’.
Wie niet alleen teoretisch de omroep bestudeert, maar ook zelf in de omroeprealiteit staat, kan bij het lezen van zo'n zinnetje zijn ogen niet geloven. Daar is allereerst voor de drie Vlaamse B.R.T. Radionetten de geduchte konkurrentie van de piraten, van Hilversum 3, van Radio Luxemburg. Gezien al de omroepdiensten systematisch op de hoogte worden gehouden van de luister- en kijkdichtheid van de eigen uitzendingen en van die der konkurrentie, en ook de direkties en de Raad van Beheer daaruit onophoudelijk konklusies trekken, is de konkurrentiesfeer in de B.R.T. nooit uit de lucht. En omdat de Vlaamse kijker voldoende talenkennis heeft, om niet alleen de twee Nederlandse TV-kanalen, maar ook de drie Franse of Duitse zenders in te schakelen, bestudeert men in ons omroepinstituut op alle niveaus zeer aandachtig de evolutie van de statistische resultaten van onze studiedienst.
Iedereen, en dus ook Dr. Van Pelt, kan in onze pers de resultaten lezen en wat blijkt daaruit zeer duidelijk? Dat de Vlaming, ondanks voorbijgaande mopperige buien, zijn eigen televisie zeer trouw blijft. Voor de radio is de toestand zelfs opvallend gunstig: daar heeft B.R.T. I een gemiddelde luisterdichtheid van 25%, B.R.T. 3 van 2% en B.R.T. 2 van 49%. Samen is dat 76%, wat in ons nochtans kleine land met grote sterke buren een konkurrentie laat bestaan die aanzienlijk onbeduidender is dan in de rest van Europa.
Wat men natuurlijk vooral niet uit het oog mag verliezen is het feit, dat binnen de B.R.T. zelf de konkurrentie nog veel doelmatiger doorwerkt: tussen de vijf gewestelijke omroepen heeft er altijd een gezonde sympatieke naijver bestaan; tussen B.R.T. 1 en B.R.T. 2 werd die enkele jaren geleden echt fanatiek, zodat de kwaliteit van de uitzendingen en de werkkracht van de programmators er opvallend door werden gestimuleerd. Nu werd die konkurrentie enigszins geremd, door het positief besef dat het volle vertrouwen van onze luisteraars vooral onze plicht om goede programma's te verzorgen en ons verantwoordelijkheidsgevoel heeft verscherpt.
5. ‘Nationale instellingen funktionneren bedrijfsorganisatorisch niet altijd perfekt.’
En Nederland, dat ons door Dr. Herman P.M.J. Van Pelt altijd als het voorbeeld wordt voorgespiegeld? Gaat daar alles naar wens? Ik geef grif toe dat ze uitmuntende programma's uitzenden, maar wat belet mij te veronderstellen dat ze deze danken aan hun veel grotere bevolking van 12 miljoen tegenover 5,5, wat het hen mogelijk maakt tweemaal méér personeelsleden in de omroep aan te werven dan de B.R.T. en de R.T.B. samen; of aan hun enorme voorsprong op het gebied van de orkesten, de koren, de toneelensembles, de kleinkunst, de beschaafde omgangstaal, de sierkunst, enz.? Maar niet aan hun struktuur, die zodanig Nederlands gegroeid is dat ze bij ons een ramp zou uitlokken, en die trouwens ‘be-