Ons Erfdeel. Jaargang 17
(1974)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 543]
| |
de b.r.t. in de steigersdr. herman p.m.j. van pelt In Vlaanderen vierden radio en televisie bijna gelijktijdig een temporele mijlpaal: de televisie bestond op 31 oktober 1973 twintig jaar en de radio werd vijftig op 23 november jl.
Over wat er in respektievelijk twee en vijf decennia met onze omroep is gebeurd, valt menig kolom met opwindende kout te vullen, maar de konklusie is treurig. ‘Het gaat niet goed en het gaat niet slecht, het zit er tussen in’ om een recente tophit te citeren. Sommigen willen dat met de mantel der liefde bedekken, zoals gebleken is in enkele B.R.T.-artikels (o.a. in Ratel), in de openbare hoorzittingen ‘Wat hebben wij U misdaan?’ en in programma's als ‘leder zijn Waarheid’. Willen we verbetering aanbrengen, dan is het echter veel meer aan te bevelen de gebreken niet goed te praten. Waar ligt het aan? Ik zie vooral zes zwakke punten die hier achtereenvolgens aan de orde worden gesteld. | |
1.In de eerste plaats wordt in België bij radio en televisie nog altijd op een simplistische manier het wondermiddel ‘nationale omroep’, in Engeland op een sublieme wijze door Reith gegrondvest, omhelsd. Dat B.B.C.-model drong in 1930 onze kultuur binnen en verkreeg daarin een haast kritiekloze vanzelfsprekendheid, ook al leidde aan de overzijde van het Kanaal kritiek op het instituut reeds in 1955 tot het doorbreken van het B.B.C.-televisiemonopolie en in 1973 van het radiomonopolie. Het N.I.R. en later de B.R.T. ontwikkelde zich intussen tot een omroepinstelling die ver verwijderd was van de oorspronkelijke Britse bedoelingen. Bovendien leidde de druk van de B.B.C. tot verwach- | |
[pagina 544]
| |
tingen die niet konden worden ingelost.
Omdat men in ons land de organisatie van de omroep meer waardeert naar wat ze belooft dan naar wat ze presteert, bleef de B.R.T. echter bestand tegen vele ergernissen en botsingen met de werkelijkheid en overleefde het instituut alle programmatische halfwas. Maar men moet een groot gelovige zijn om in dit soort traditionele omroeporganisatie voldoende garanties te zien voor een aanpassing aan moderne funkties: het in goede banen leiden van de voortdurende menselijke instabiliteit als gevolg van de toepassing op grote schaal van de resultaten van een zich snel ontwikkelende wetenschap en technologie op de eeuwenoude problemen van het leven.
In zijn hoogtijdagen heeft de nationale eenheidsomroep zeker belangrijke dingen tot stand helpen brengen. En wellicht kunnen een aantal ontwikkelingslanden met zo'n konstruktie nu nog een gunstige start kennen. Zelfs lijkt een dergelijk monolitisch omroepmodel nog een aanvaardbare totempaal voor een innerlijk homogene en zelfverzekerde natie of een land met de flair van het laat negentiende-eeuwse onversneden triomfalistische nationalisme en de verschillende finesses ervan, waarvan naast ‘het luchtje van virginia sigaretten, lavendel zakdoekjes en geboend mahoniehout’, ‘een muur van rossige oude bakstenen om een 21 ha en meer groot buitengoed’, ‘de damp van natte regenjassen in een tea-shop’, enz., ook de stem van een nationale omroep het karakter van het geheel definiëren.
Maar daarbuiten en los van de oude mérites lijkt die nationale éénheidsomroep geen faktor meer die essentieel bijdraagt tot de verbetering van de leefbaarheid en de bestuurbaarheid van de demokratische samenleving. In zijn vergrijsde nabloei is dit nationaal eenheidsinstituut in eerste instantie een negatief verschijnsel, een produkt van wantrouwen, dat geen positieve garanties ten aanzien van een goed omroepbeleid biedt. Eerlijk gezegd verschijnt het veeleer als versiering des levens, als verfraaiing, en ornament bij bepaalde gelegenheden, dan als krachtbron. | |
2.Een tweede zwakke punt: Het koncept van de pluriformiteit dat men gerealiseerd wilde zien in een veelvoud van meningen in één omroep i.p.v. in een veelvoud van omroepverenigingen, leidt in België tot een opeenstapeling van gevoelige partijpolitieke en andere belangen in de omroep.
In een poging de schaapjes bij elkaar te houden en de broodnodige balans niet te verstoren leidt die keuze in de praktijk van de Belgische variant van de omroep als ‘a public service’ tot een dwangmatig gebruik van burokratische technieken (de grootste gemene deler) en niet eens met een metermaat te meten normen (strenge objektiviteit) als maat van alle omroepwerk. De politieke eis van gelijkheid van kansen dwingt tot nivellering en daarmee tot verwording van het informatieve en kulturele peil.
Deze procedure is er de oorzaak van dat bijvoorbeeld de presentatie van nieuws nooit een menselijke ondertoon krijgt omdat men minuten lang uitsluitend volslagen nietszeggende klichees ventileert met de air van iemand die wél iets zegt. Een ander mankement is dat de gekozen formule gemakkelijk leidt tot individuele terreinjacht en daardoor tot gedonder en | |
[pagina 545]
| |
verzet van vele kanten. En zo suddert men door.
Door dit soort ontwikkelingen blijft er van diversiteit, kwaliteit, opinie-ontmoeting en initiatieven om het langs een heel andere weg te proberen vaak niet veel over. Ik twijfel daarbij niet aan de goede bedoelingen, de inzet, de werkkracht en ook aan de bekwaamheid van de omroeppraktizanten. Het gaat om een systematische zwakheid van de gemonopoliserende omroep, niet om zwakke punten in het persoonlijk vlak. Nationale omroepbedrijven zijn noch kerngezond, noch op sterven na dood. Ze kampen met een soort blijvende invaliditeit van 50%. | |
3.Wezenlijk is ten derde dat de zogenaamde gastuitzendingen van een aantal geprotegeerde verenigingen en stichtingen het gesignaleerde manko niet kunnen opvangen. Als onderhuurder van de B.R.T. zijn zij nauwelijks in de gelegenheid enig markant initiatief van eigen kleur tot leven te brengen, en ze vormen daardoor een gemakkelijk doelwit van goedkope aanvallen. Het gaat in de huidige opzet blijkbaar niet om het rechtdoen aan een bepaalde levensovertuiging maar om met een schijnmaneuver de machinerie van de eenheidsomroep op gang te houden. Wie de illusie koestert met de gastuitzendingen het heft in handen te nemen, heeft niet in de gaten, dat er aan het mes helemaal geen heft vastzit! Merkwaardig is in dit verband de mededeling van de Raad van Beheer van de B.R.T. (februari 1974) de eigen informatiediensten opdracht te geven de politieke en sociaal-ekonomische aktualiteit aktiever en intenser te volgen én het onderscheid tussen de politieke tribunes en de gedachteprogramma's te laten verdwijnen. Voortaan wordt aan de politieke partijen, volgens een bepaalde verdeelsleutel, de mogelijkheid geboden uitzendingen te verzorgen - van 20 of 30 minuten - waarin zij hun visie op de politieke ontwikkelingen op lange termijn kunnen geven en hun doktrine kunnen voorstellen en toelichten. De omroep zal zich daarbij tot de partijen wenden om te weten welke stichtingen (met een gelijklopende ideologie) een deel van deze zendtijd kunnen krijgen! Of, met enige overdrijving en schematisering gezegd, de geruisloze macht van de B.R.T. én de ‘politieke’ gasten op de radio en de televisie. Als een dergelijk gebruik van radio en televisie in een maatschappij met een rijke en onafhankelijke kultuur van vele eeuwen een effekt heeft, is het op velerlei manieren een negatief effekt. | |
4.Ten vierde: wanneer zoals in België, de konkurrentie in de omroep verdwijnt, komt niet alleen de kreativiteit in de knel, maar ook het geloof en de overtuigingskracht waarmee men achter de organisatie moet staan. De spanning is er af. Er is weinig fut. Proberen er boven uit te steken, voorop te lopen, is er niet meer bij. De omroep vergrijst, verschraalt, verloedert. Ook daarom is de eenheidsomroep programmatisch een valse en aanmatigende Messias. Een omroep 19-nu heeft alleen maar zin als hij profiteert van de aanwezigheid van anderen. Waar dat ontbreekt heersen de fanatieke pretentie van de alleen zaligmakende eigen opvattingen en de intollerante opstelling tegenover de onafhankelijke onderzoekers en kritici. Waarvan er bovendien in België te weinig | |
[pagina 546]
| |
zijn die op grondige wijze zeer geartikuleerd en/of met scherpte de problematiek en de effektiviteit van het omroepgebeuren aanpakken, beoordelen en verandering afdwingen. Oordeel en besluit worden altijd gebaseerd op traditie, vooroordeel of machtsevenwicht. De standhouders in de smidsen en werkwinkels van de kommunikatiewetenschap zijn er evenmin in geslaagd een brug te slaan tussen de omroepkunde en de omroeppraktijk en de geïnteresseerde buitenwacht. | |
5.Doordat, ten vijfde, nationale instellingen omwille van o.a. het nationale vlagvertoon maar zelden worden gemanaged als normale instellingen, funktioneert zo een omroep ook bedrijfsorganisatorisch niet altijd perfekt. | |
6.Een zesde oorzaak van de diep beneden het vriespunt gedaalde verhouding omroep-publiek en van de woelingen en konflikten die bijna alle kranten en weekbladen halen, wordt gevormd door de pogingen de geciteerde feiten te negeren.
Het is duidelijk dat ik in de gegeven omstandigheden niet geloof dat het gebruik van mondspray's en het toepassen van E.H.B.O., zoals voorgesteld in de voorliggende Kamer- en andere stukken, voldoende zullen zijn om van het Belgisch model van de nationale eenheidsomroep een infrastruktuur voor eigentijds ‘omroepen’ te maken. Ook al een oppervlakkig onderzoek van het - door de val van de regering Leburton-Tindemans-De Clercq in de ijskast geraakte - ontwerp-omroepwet geeft de indruk of men een oerwoud te lijf wil met een snoeimes. De weg naar moderniteit is er in geplaveid met wrakken en geraamten. Het vasthouden aan het oude omroepmodel is even ondoelmatig als de behandeling van hedendaagse ziekten met bloedzuigers! Dit brengt mij tot de vraag: goed, maar hoe dan?
Aansluitend bij wat is op te merken over de omroepsituatie in België, moet bij de beantwoording van die vraag ook gepeild worden naar de sociale en publieke funkties van de omroep in de samenleving van de komende jaren en in de betekenis van de kultuur, gedacht als een systeem van geestelijke veelvormigheid en politieke demokratie. Voor een proeve van antwoord mag ik verwijzen naar mijn proefschriftGa naar eind(1), een kritische kroniek van de ontwikkeling van het radio- en televisiebestel in NederlandGa naar eind(2) en België.
Mijn aan het slot van dat boek geformuleerde opmerkingen en uitgangspunten voor een herziening van het omroepbestel kan ik in grove trekken zo samenvatten:
1) het leveren, in geestverwantschap met een achterban, van een werkelijke bijdrage aan de verheldering en de oplossing van de belangrijke maatschappelijke en de eigen problemen;
2) de lokalisering van de omroep en
3) de aansluiting van radio en televisie met het onderwijs, het ‘schoolse’ zowel als het buitenschoolse, noem ik opdrachten waartegen een solistisch optredende nationale omroep niet is opgewassen. Dat kan m.i. alleen geklaard worden door een zo breed, soepel en gedifferentieerd mogelijk omroepsysteem, gebaseerd zowel op de verschillende behoeften van de individuele luisteraar/kijker als van de verschillende omroepfunkties. | |
[pagina 547]
| |
Zoekend naar een zodanige toerusting van radio en televisie, dat dit meervoudig programma niet verzwakt zal worden uitgevoerd, dat in dit hoogst kreatief proces, de intuïtie, de inval, het persoonlijk getuigenis niet verdwijnen is mijn summier geschetst voorstel: restriktieve toelating en verzelfstandiging van op levensbeschouwelijke grondslag en relevante kulturele uitgangspunten gebaseerde open omroeporganisaties; van een gelijk behandelde, zelfbestuurde onafhankelijke algemene omroep; van zendgemachtigden met een beperkt programma (politieke partijen, kerkelijke en maatschappelijke organisaties) en van funktionele omroeporganisaties gespecialiseerd in de uitzending van programma's waarvan anderen zich onthouden (afstands-onderwijs, van regionale uitzendingen en dergelijke) waarbij veel plaats wordt ingeruimd voor de invloed van de recipiënt. Voor de techniek zouden zij tegen betaling terecht kunnen bij een zelfstandig servicebedrijf; voor overleg koördinatie, regeling van gemeenschappelijke vraagstukken, bij een door hen gevormd overkoepelend, bestuurlijk orgaan voor de gehele omroep.
Dit beknopt perspektief bevat waarschijnlijk niet alleen voor pessimisten een aantal utopische elementen. Utopisch, omdat men in het zoeken naar een nieuwe bewerktuiging van de omroep telkens te maken krijgt met het afweer-instinkt van de bestaande instelling, met de weerstand van gevestigde machten die, soms uit (al te menselijk) eigenbelang en soms uit (respektabel) konservatisme bang zijn voor eksperimenten en men vanuit een bittere noodzaak hoogstens komt tot enige koncessies en noodverbanden. Maar in bepaalde omstandigheden kan het streven naar een utopie, zoals Herbert Marcuse in een ander verband opmerkt, een uitdrukking zijn van een hoge mate van realisme. |
|