| |
Frans-Vlaanderen: aktualiteiten.
a) Informatieve bijdragen in de pers:
• In de vorige aflevering van deze kroniek heb ik mijn map met persknipsels links laten liggen. Deze pauze en het initiatief van een Vlaamse krant hebben ervoor gezorgd dat dit deel van de Frans-Vlaanderenkroniek goed gestoffeerd raakte. Een aardige artikelenserie is die van Johan Staes, onder de titel ‘De vergeten Vlamingen’. Zijn reportage in 6 uitvoerige afleveringen verscheen in Gazet van Antwerpen (25, 27, 28 en 29 mei, 1 en 4 juni 1974). Ze geeft een kleurrijk beeld van de taalsituatie en de taalstrijd in Frans-Vlaanderen in het verleden en nu. De auteur heeft ook interviews gemaakt met een heel stel mensen (o.a. J. Fermaut, A. Vanneste, A. Demedts, J. Deleu, L. Verbeke en J.P. Serpieters).
Geheel los daarvan was er in dezelfde Gazet van Antwerpen ook nog Frans-Vlaandereninformatie te vinden (gesigneerd E.V.D.W.) over de Bibliotheek de Franse Nederlanden (3 mei 1974) en over de Leleuxkollektie in het Rijselse Museum voor Schone Kunsten (1 juni 1974).
• In Nederlands Dagblad (23 april 1974) gaf Marten Heida een goed gedokumenteerde historiek van de Vlaamse kulturele initiatieven die aan de stichting van de Michiel de Swaenkring voorafgingen.
• J. Beun uit Nieuwpoort, voor de krant bn, rapporteerde voor Het Nieuwsblad (10 mei 1974) over het suksesrijke 10e Frans-Vlaamse Landfeest, georganiseerd door Bert Bijnens en de heemkundige kring Bachten de Kupe.
• In De Standaard (9 mei 1974) belichtte M. Van Nieuwenborgh de stand van het Nederlands in Frankrijk en in Frans-Vlaanderen, speciaal te Rijsel, naar aanleiding van de Journées du néerlandais aan de Rijselse universiteit.
• Ook in De Standaard schreven Stefaan Renard en Mia Doornaert een boeiende reportage respektievelijk over Bretagne (12 februari) en de Elzas (14 februari) en over Baskenland (13 februari). Een vierde stuk, over Occitanië (15 februari 1974), was niet ondertekend. De vier kranteartikels kregen als onderkop ‘Los van Parijs’; Frans-Vlaanderen was er niet bij. En inderhaast eraan toegevoegd: is De Standaard zichzelf niet verplicht ook eens breedvoerig informatie te brengen over Frans-Vlaanderen?
Standaardlezers kennen natuurlijk de zaterdagse Kunstagenda van deze krant. Sedert april (of sedert maart?) van dit jaar is die nu ook uitgebreid tot Wallonië en het buitenland (‘van over de grens’). Mijn suggestie en vraag: Kan de redaktie daar ‘Frans-Vlaanderen’ niet tussen krijgen?
• Het Franse weekblad Les Nouvelles Littéraires (25 maart 1974) publiceerde een ‘Dossier Lille revisitée’ van 4 pagina's. Jean-François Dhuys laat zich optimistisch uit over de restauratie en vernieuwing van de oude Rijselse stadskern. Jacques Rosner, direkteur van het Théâtre du Lambrequin, bespreekt het toneelleven te Rijsel.
• Er valt altijd wat te leren uit de manier waarop andere taalminderheden en hun streek aan hun trekken komen in de Franse pers. Le Monde (28-29 april 1974) had 14 bladzijden over voor een dossier over Bretagne. François Grosrichard ziet redenen tot optimisme voor Bretagne, ondanks de grondige verdeeldheid en rivaliteit en ondanks het afbrokkelen van het CELIB (Comité d'études et de liaison des intérêts bretons) dat 20 jaar lang een forum is geweest voor het formu- | |
| |
leren van Bretonse eisen op sociaal en ekonomisch gebied. Er zijn nog 16 andere medewerkers, onder wie Per Denez (met een tipische titel ‘Le combat pour la langue est un combat pour l'homme). Per Denez is hoogleraar aan de universiteit van Rennes. Hij is ook als Bretons schrijvend dichter niet onbekend (hij is opgenomen door Jan Deloof in zijn bloemlezing ‘Maar nog zingt Bretanje’). Bij zijn artikel is ook een lijst afgedrukt van tijdschriften in het Bretons. Ik vermeld ook nog een Jean Rambaud die schrijft over minstens 600.000 Bretoenen te Parijs en hun organisaties aldaar.
| |
b) publikaties
• André Demedts pleit nu al een kwarteeuw voor een zo ruim mogelijke samenwerking op kultureel gebied tussen Vlamingen en Nederlanders enerzijds en Frans-Vlamingen anderzijds. Hoever staat het met de realisatie van die wens?
De wijze waarop Frans-Vlaanderen in de grote naslagwerken van het Nederlandse taalgebied aan bod komt, kan daar een, natuurlijk beperkte, aanwijzing voor geven. In deze en volgende afleveringen zal ik het resultaat meedelen van een eerste onderzoek. Ik moet vooraf opmerken 1e dat het onderzoek beperkt is tot wat voor mij onmiddellijk bereikbaar was, 2e dat het er mij niet om te doen was die werken te bespreken omdat ik er maar een deelaspekt van onderzocht. Wat hier volgt houdt dus niet noodzakelijkerwijze een waardeoordeel in over het werk in zijn geheel. Gezien het zeer uiteenlopende verschijningsritme van dit soort werken, heeft het wachten op volledige verschijning weinig zin.
Van de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur (algemene leiding: Prof. Dr. J. Aerts, Prof. Dr. A.G.H. Bachrach, Achilles Mussche, Prof. Dr. G. Stuiveling, Prof. Dr. P.B. Wessels en Dr. H. Würzner; uitgeverij E. Story-Scientia/Gent) zijn momenteel 7 delen verschenen. A-B (1963), C-E (1964), F-H (1965), H-L (1967), L-M (1968), N-P (1970) en P-S (1972).
Een oordeel over de aan- of afwezigheid van de Frans-Vlaamse literatuur in dit werk is niet zo vlug te formuleren, want bij nader toezien is Frans-Vlaamse literatuur eigenlijk een erg vaag en dubbelzinnig begrip.
Het is zelfs mogelijk geen enkele inhoud in dit begrip te onderkennen. Dat zal in de meeste gevallen ook de feitelijke houding zijn van de literatuurhistorici, al wordt die niet met redenen omkleed. Michiel de Swaen hoort dan bij de Nederlandse literatuur, Maxence Van der Meersch bij de Franse. Daarmee zijn alle problemen van de baan en dat schijnt ook zo geweest te zijn voor de redaktie van de M.E.W. tot bij het trefwoord Nederlandse literatuur de vraag moet opgekomen zijn of er een Nederlandse literatuur in Frans-Vlaanderen bestaat.
Wie specifiek voor Frans-Vlaamse toestanden oog wil hebben, en in het biezonder voor de positie van het Nederlands aldaar, ziet het letterkundig leven in een andere optiek. Het voortbestaan van een literaire traditie, hoe middelmatig van kwaliteit ze ook mag zijn, of pogingen tot literaire heropleving, moeten al de aandacht wekken. De redaktie heeft daar uiteindelijk rekening mee gehouden, gedeeltelijk althans en gaf aan Luc Verbeke de opdracht twee kolommen over Frans-Vlaanderen te schrij ven binnen het kader van het raamartikel over de Nederlandse literatuur. Luc Verbeke vermeidt hier ook Emmanuel Looten die strikt genomen niet tot de Nederlandse literatuur behoort, gezien hij uitsluitend in het Frans schrijft. Er kan dus gezocht worden naar andere normen om het begrip Frans-Vlaamse literatuur te omlijnen.
Men kan de literaire produktie Frankrijk regionaal kompartimenteren. Dat gebeurt bij de beschrijving van literatuur en geestesleven in werken over de Franse gewesten, zoals bijv. in de beknopte maar heel degelijke deeltjes uit de Collection Que Sais-je? van de P.U.F. (Histoire de Flandre, Histoire de l'Artois et de la Picardie, e.d.). Enige couleur locale in het werk van een auteur wordt meestal aangestipt. Het komt er evenwel ook op neer, wat Frans-Vlaanderen betreft, dat in het Nederlands geschreven werk onvermeld blijft.
Met het voorbeeld voor ogen van de Frans-Vlaamse dichter Emmanuel Looten, komen we tot een preciezere begripsomschrijving. Wat een Parijs' lezer misschien alleen voor couleur locale aanziet in Lootens werk, kan voor een Vlaams lezer een teken van herkenning zijn. Zonder Looten daarom tot de Nederlandse literatuur te gaan rekenen, gebruiken wij formuleringen als ‘ondanks de Franse taal’, net als bij een belangrijk aantal Fransschrijvende Vlamingen van vroeger. Misschien is E. Looten op dit punt een ekstreem, maar zeker geen uniek geval. Ik denk aan het werk van Maxence Van der Meersch, aan de kring van het tijdschrift Le Beffroi (1900-1913) die poogde een regionale literatuur inhoud te geven en kontakten onderhield met Fransschrijvende Vlamingen uit België. Er moet
| |
| |
een mogelijkheid bestaan om de Frans-Vlaamse literatuur te zien als de literaire produktie in een regio waar twee kulturen naast elkaar bestonden, en gedeeltelijk nog bestaan, elkaar beïnvloedden, met elkaar in kompetitie stonden of elkaar verdrongen.
Ik ben er mij van bewust dat deze omschrijving minstens evenveel problemen oproept. Hoe moet je die Frans-Vlaamse regio afbakenen? Wat moet je aanvangen met een literair kritikus uit deze eeuw, geboren te Boulogne of te Rijsel, maar die in zijn werk niet de minste affiniteit vertoont met zijn geboortestreek? Je moet in dit geval dan wel vaststellen dat zijn literaire produktie niets te maken heeft met die kulturele dualiteit.
Natuurlijk zou dit eens op een aantal tipische gevallen uitgetest moeten worden, liefst door literatuursociologen en komparatisten, beiden met taal- en kultuurpolitieke belangstelling.
Wat heeft dat allemaal te maken met wereldliteratuur, kun je opmerken. Gezien de M.E.W. een Nederlandstalige encyclopedie is, zijn in verhouding tot de andere taalgebieden veel meer auteurs opgenomen uit ons taalgebied. Met deze vaststelling van de redaktie in een Ten geleide bij het eerste deel, zal iedereen akkoord gaan. Ik voeg eraan toe dat zo'n werk ook meer aandacht mocht besteden aan de rand van ons taalgebied. Maar dit is een zorg, waarvan ik de indruk heb dat de redaktie ze niet deelde. Als het geen toeval is, dan is het tiperend dat de medewerker voor de Nederlandse literatuur in Frans-Vlaanderen, Luc Verbeke, pas in het 5e deel op de lijst van medewerkers voorkomt, waarop namen van Frans-Vlamingen of hoogleraren uit Rijsel ontbreken. De meeste door Luc Verbeke genoemde auteurs zijn niet als trefwoord terug te vinden. Helemaal inkonsekwent is dat Em. Looten een foto kreeg in Verbekes artikel, maar niet terug te vinden is onder de L; Kamiel Looten daarentegen wel. Het tijdschrift Le Beffroi van L. Bocquet is nergens te vinden, een veel meer efemeer geval als Les Ibis wel, zonder dat het artikel erover mij kan overtuigen van het belang. De mistieke schrijfster Maria Petyt is niet vergeten, maar kreeg een plaats onder de M. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat het met de schrijfwijze van de Frans-Vlaamse plaatsnamen in het honderd loopt. Adem de la Halle is geboren te Atrecht en Conon de Béthune een eeuw vroeger te Arras. Lemartine werd ooit volksvertegenwoordiger voor ‘Bergues (arr. Duinkerken)’ terwijl een heel verre Nederlandstalige plaatsnaam opduikt in de naam van Hariulf van Sint-Rikiers. Inzake plaatsnamen heeft de redaktie haar medewerkers kennelijk alle vrijheid gelaten. Maar dit is een bijkomstigheid in vergelijking met het feit dat de Franse-Vlaamse literatuur in de mist gebleven is.
Frans-Vlaanderen komt opvallend beter aan zijn trekken in het Nationaal Biografisch Woordenboek, een uitgave van de drie Koninklijke Vlaamse Akademiën. De samenstelling van de redaktionele kommissie ziet er uit als volgt: Prof. Dr. J. Duverger (tevens redaktiesekretaris), Prof. Dr. J.A. Van Houtte, Kan. Prof. Dr. R. Lenaerts, Prof. Em. Dr. P. van Oye, Kan. Prof. Dr. G. Polspoel, Prof. Dr. E.I. Strubbe (namens de Koninklijke Akademie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België), Dr. W. van Eeghem en Prof. Dr. R.F. Lissens (namens de Koninklijke Akademie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde), en Prof. Em. Dr. R. Goubau en Dr. J. Lebeer (namens de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Geneeskunde). Voor deel 5 hebben Prof. Ir. A. Dumon, Dr. C. Wyffels en Prof. Dr. J.J. Bouckaert al de plaats ingenomen van Prof. P. Van Oye, Prof. E. Strubbe en Dr. J. Lebeer. Momenteel zijn vijf delen verschenen. Prof. J. Duverger schreef voor de inleiding tot het eerste deel: ‘Aan alle overleden personaliteiten, die in België of vroeger in de Zuidelijke Nederlanden op welk gebied dan ook een meer dan lokale betekenis hebben gehad, zal een notitie worden gewijd. Hierbij horen ook de landgenoten die zich in het buitenland verdienstelijk hebben gemaakt en de vreemdelingen die zich in onze gebieden hebben onderscheiden’. Die omschrijving is net vaag genoeg en net voldoende breed geïnterpreteerd om talrijke Frans-Vlamingen op te nemen. Ik laat hieronder, per deel, hun namen volgen met, tussen haakjes, de naam van de auteur.
Deel 1 (1964): Louis Joseph Alvin (F. Remy), David Aubert (G. Dogaer), Jean Boulogne (E. Dhanens), Jehan Boutillier (G. Van Dievoet), Ogier van Busbeke (M.A. Nauwelaerts), Carolus Clusius (A. Louis), Jozef Cortel (J. Van Hecken), Jacques Couplet (M. Casteels), François Thomaszoon Flory (H.L.V. De Groote).
Deel 2 (1966): Mathias de I'Obel of Lobelius (A. Louis), Maria Petyt (A. Deblaere), Pieter van Spiere (J. Van Hecken), Ameet Tavernier (H.D.L. Vervliet), het adellijke geslacht Wavrin (E. Warlop).
Deel 3 (1968): Architekt Alque- | |
| |
rus (A. Verplaetse), Arnulf van Choques (Zr. Maria Hereswitha), Willem Jozef van den Baviere (A.T. van Biervliet), Charles Crépin Nicolas Catteau (Th. Faider-Thomas), Abt Gervasius (L. Milis), Gillebertus (A. Verplaetse), Godmarus (A. Verplaetse), Abt Gregorius (A. Verplaetse), Gusfridus (A. Verplaetse), Rektor Haneron (J. Vindevoghel), Architekt Hugo (A. Verplaetse), Architekt Lodewicus (A. Verplaetse), Meester van Wavrin (G. Dogaer), Guillaume, Jean, Jérome, Robert en Claude de Nole (M. Casteels), Abt Petrus (A. Verplaetse), Roelant Stappaert (A.K.L. Thijs), Architekt Symon (A. Verplaetse), Walter Silens (A. Verplaetse), Wigerus (A. Verplaetse) en Architekt Aimo (A. Verplaetse).
Deel 4 (1970). Edmond de Coussemaker (R. Debevere), Claude Luython (H.L.V. De Groote), Robrecht, proost van Aire (H. Van Werveke).
Deel 5 (1972): Jehan Bernier (de Fayt) (J. De Grauwe), Charles Désiré Carnel (H. Ryckeboer), Petrus Dathenus (R. Van Roosbroeck), Jean-Marie Gantois (A. Demedts), Pierre Gaspar Ignace van der Goten (J.B. Windey), Jan d'Oudegherst (J. Van Rompaey), Jozef Tillie (C. Moeyaert), Frans le Vasseur (H. De Schepper) en Abt Walter van Arrouaise (L. Milis).
Vanaf het tweede deel is een naamregister toegevoegd dat kumulatief wordt aangevuld bij het verschijnen van elk volgend deel.
• De bekende volkskundige en Frans-Vlaanderenkenner Bert Bijnens publiceerde een tweede uitvoerige reisroute door Frans-Vlaanderen, zijn Houtland II-Autoroute, als Vlle aflevering (1974) van het Frans-Vlaams Jaarboekje. Wie vroeger werk van Bert Bijnens kent, weet dat ook hier weer een indrukwekkende en gevarieerde hoeveelheid materiaal verwerkt is. Het boekje telt 111 bladzijden en is geïllustreerd door Georges Ocquet. Het kan verkregen worden door 107 BF (portkosten inklusief) over te schrijven op postrekening 000-0935948-92 van B. Bijnens, Dirk Boutslaan 8, 8460 Koksijde.
• De uitgeverij Privat te Toulouse die in de reeks Univers de la France o.a. een Histoire des Pays-Bas français uitgaf, kondigt in dezelfde serie nu ook een Histoire de la Picardie aan. De redaktie ervan wordt geleid door Robert Fossier, specialist middeleeuwse geschiedenis. Andere medewerkers zijn Roger Agache, Pierre Deyon, André Fiette, Paul Gerbod en Jacques Godard. De voorintekenprijs bedraagt 78 FF; na verschijnen wordt de prijs 85 FF.
• In het vorig nummer vroeg ik uw aandacht voor het speciaal nummer van Les Temps Modernes (Minorités nationales en France) en wees ik op enkele tekortkomingen van deze voor het overige belangwekkende uitgave. Het boek Contre les Etats. Les Régions d'Europe (Presse d'Europe, Parijs/Nice, 1973, 224 blz., 24 FF) is in vele, maar niet alle opzichten een interessante aanvulling doordat het in de eerste plaats precieze informatie verschaft over taal- en kulturele toestanden in regio's - Schleswig wordt een uitzondering genoemd - waarvan de kulturele identiteit al te lang de nadelige invloed van de centraliserende staat moest ondergaan. Alexandre Marc schreef een origineel Europees woord vooraf. Guy Héraud laat de 17 verschillende opstellen voorafgaan door een intelligente uiteenzetting over wat hij ethnopolitiek noemt. De behandelde minderheidsgewesten (en hun auteurs) zijn: de Elzas (Pierre Maugé), Bretagne (Michel Philipponeau), Katalonië (Guiu Sobiela-Caanitz), Korsika (Jean Albertini), Baskenland (J. Ithurria), Friesland (F.S. Sixma Van Heemstra), Graubünden (Guiu Sobiela-Caanitz), Noordlerland (Guiu Sobiela-Caanitz), de Zwitserse Jura (Roland Béguelin), Occitanië (Robert Lafont), Wales (Harri Webb), Piemont (Guiu Sobiela-Caanitz), Schleswig (Guy Héraud), Zuid-Tirol (Alain Fenet), Aosta (Marc Lengereau) en - in deze rij kan dit al aanleiding geven tot verbazing - Vlaanderen (Maurits Van Haegendoren) en Wallonië (Maurice Bologne). Uw verbazing zal evenwel de mijne evenaren als ik erbij vertel dat het om Belgisch Vlaanderen gaat en dat Frans-Vlaanderen ontbreekt.
| |
c) Kulturele en andere manifestaties:
• De nationale percentages van de Franse presidentsverkiezingen zullen bij de meeste lezers nog vers in het geheugen liggen. Misschien interesseert hij zich zoals ik ook voor de wijze waarop in de twee Frans-Vlaamse departementen gestemd is.
Omdat ik me telkens weer erger aan het feit dat de Vlaamse pers bij zo'n gelegenheid nooit eens informeert over de politieke toestanden in de twee buurdepartementen, doe ik het hier dan maar zelf, zij het zeer summier.
Stemmenpercentages van de kandidaten bij de eerste stembeurt, op 5 mei, in de twee Frans-Vlaamse departementen: eerst Nord, dan Pas-de-Calais (tussen haakjes de percentages voor heel Frankrijk):
| |
| |
Mitterand |
48,06/51,62 |
(43,37) |
Giscard d'Estaing |
28,81/25,36 |
(32,70) |
Chaban-Delmas |
15,35/15,02 |
(15,15) |
Laguiller |
2,49/ 2,92 |
(2,33) |
Royer |
2,13/ 2,00 |
(3,18) |
Dumont |
1,17/ 0,86 |
(1,32) |
Muller |
0,62/ 0,56 |
(0,69) |
Le Pen |
0,53/ 0,49 |
(0,75) |
Krivine |
0,47/ 0,50 |
(0,36) |
Renouvin |
0,17/ 0,16 |
(0,17) |
Sebag |
0,15/ 0,13 |
(0,16) |
Héraud |
0,05/ 0,05 |
(0,07) |
Uit die cijfers kunnen enkele konkluzies afgelezen worden.
1. In beide departementen spreekt de bevolking zich uit voor oppositie tegen de bestaande machtsverhoudingen in het land. De cijfers van de tweede stembeurt bevestigen dat. Ze zijn niet opvallend, maar bevestigen de politieke traditie van beide departementen.
2. Die voorkeur voor de oppositie komt niet alleen tot uiting in de cijfers voor F. Mitterand, de linkse eenheidskandidaat, maar ook in het behoorlijke cijfer van een kansloze, ekstreem-linkse kandidate, A. Laguiller.
3. De stemmen voor de ekstremen gaan naar links (Laguiller en Krivine) en niet, of in mindere mate als bij het nationale gemiddelde, naar ekstreem-rechts (Royer, Le Pen en Renouvin).
4. In een regio waar de ongebreidelde industrialisatie al lang het natuurlijk milieu verstoorde - lang voor het begrip milieuhygiëne gemeengoed werd - behaalde de kandidaat die hierop zijn programma bouwde (Dumont) lagere cijfers als elders in Frankrijk. De sociale geledingen van de bevolking met een relatief lage scholingsgraad kunnen dat verklaren. Zoals algemeen aangenomen wordt is de interesse voor problemen in verband met milieuhinder overal in West-Europa meestal nog een zaak van intellektuelen.
5. De kandidaten (Sebag en Héraud) die zich poogden te onttrekken aan de voor deze kiesstrijd alles overheersende linksrechts tegenstelling en alleen een federalistisch programma verdedigden dat zich vooral tot grensregio's zoals deze richtte, kwamen hier evenmin als elders van de grond.
Cijfers tweede stembeurt Nord / Pas-de-Calais (nationaal gemiddelde)
Mitterand |
54,12/57,90 |
(49,29) |
Giscard d'E. |
45,88/42,10 |
(50,71) |
De voor beide departementen tipische en traditionele moeilijke verhouding tussen socialisten en kommunisten, blijkt niet langer een vaststaand politiek gegeven te zijn. Beiden moeten zeer getrouw de richtlijnen ten gunste van de linkse eenheidskandidaat gevolgd hebben.
• De Frans-Vlamingen van de Frans-Vlaamse Westhoek hebben een nieuwe vereniging gesticht met een enigszins ongewone naam, ‘Hekkerschreeuwen’. De statuten verschenen in het Franse staatsblad van 6 maart 1974. Het adres van de vereniging: 42, rue Carnot, F-59114 Steenvoorde. De opzet is het kultureel en artistiek patrimonium van Frans-Vlaanderen in stand te houden. De vereniging organiseerde al een J. Tillie-herdenking te Steenvoorde op 20 april 1974 en twee poëzieavonden in de volkstaal.
• In de Mededelingen van het Komitee voor Frans-Vlaanderen (1e jrg., nr. 4) was een overzicht te vinden van de toestand van het onderwijs van het Nederlands in Frans-Vlaanderen. Aangevuld met enkele bijkomende gegevens geeft dat onderstaand beeld voor het voorbije schooljaar.
Bij Prof. W. Thys aan de Rijksuniversiteit Rijsel III waren 133 studenten ingeschreven (72, 41 en 20 in respektievelijk het 1e, 2e en 3e jaar). De scholieren die voor hun bacchalaureaat een eksamen afleggen komen ook bij hem terecht. Voor juni 1974 waren er 35 inschrijvingen. Aan de R.K. universiteit van Rijsel volgen 10 studenten de kolleges van Prof. M. Deswarte.
In het m.o. is dit jaar Nederlands gevolgd door 33 leerlingen aan het C.E.G. te Belle (leraar Nederlands is D. Volatron) en 26 leerlingen aan het Collège Saint-Jacques te Hazebroek (leraar is M. Deswarte).
Verder waren er vrije kursussen Nederlands te Duinkerke (o.l.v. Jacques Fermaut), te Steenvoorde (o.l.v. J.C. Bertheloot en Ph. Cayzeele), Kaaster (o.l.v. G. Boureel), Belle (o.l.v. P. Vandermarliere, M. Carnel en C. Taccoen), te Halewijn (o.l.v. F. Persyn), te Rijsel (kursus aan de Union Française de la Jeunesse, o.l.v. P. de Verrewaere, en een kursus van het Belgisch Konsulaat o.l.v. H. Salembier) en te Lens (o.l.v. Ds. J. Doucé). Volgend schooljaar zou het vak Nederlands in het programma opgenomen worden in een middelbare school te Duinkerke en op het Hazebroekse Lycée des Flandres.
• Tentoonstellingen zijn er bij de vleet en niet alles is even belangrijk. Ik vermeld de tentoonstelling van werken uit de Leleuxkollektie in het Rijselse Museum voor Schone Kunsten (tot einde september 1974) die belangrijk genoeg leek om ook een plaats te krijgen buiten deze kroniek, elders in dit nummer. Van eind april tot 10 juni 1974 stelde de Frans-Vlaamse schilder Edouard Pignon tekeningen en akwarellen tentoon in
| |
| |
het stedelijk Museum te Kales. Enkele artiesten bij ons zijn geboeid door Frans-Vlaanderen. Onder het motto Frans-Vlaanderen in het licht stelde Godfried Parmentier of Gopar (atelier: Huilaartstraat 1, 8110 Kortemark) schilderijen en tekeningen tentoon in de bovenzaal van het Torhoutse stadhuis (1 tot 9 juni 1974). Martin Neirynck (atelier: Sint-Hubertuslaan 89, 8200 Sint-Andries-Brugge) eksposeert Gezichten op Frans-Vlaanderen in Trefpunt te Blankenberge (29 juni - 11 juli 1974).
Erik Vandewalle |
|