15 blazers en 4 elektronische instrumenten (1970) trok nog de aandacht, een verwijzing naar de muziek van Mozart en ‘with a commentary on the music of Erik Satie’, maar daar bleef het bij. Soms speelde men zijn pianoken (1964 en 1966, meer de eerste dan de tweede), vaag herinnerde men zich nog een Interplay for orchestra ('65), alles bijeen toch geen oeuvre om U tegen te zeggen, meer iets voor een intelligent teoretikus die ook nog (als hobby) wat komponeert. Maar... De Leeuw schrijft al noten vanaf zijn tiende jaar. Moeizaam en kritisch, dat wel. Heel bijzonder leek de partituur van ‘Abschied, Symphonische Dichtung für grosses Orchester’ (1971-1973), zeer lastig voorspelbaar gezien de monstrueuze bezetting en dichte schrijfwijze.
Het Rotterdamse Philharmonisch Orkest gaf op 11 mei de gedenkwaardige (dubbele) première in ‘De Doelen’.
Er was zeer veel arbeid in geïnvesteerd, dirigent Edo de Waart sprak van het moeilijkste stuk dat hij ooit onder ogen had gehad. Een Mahlerbezetting, al ligt een vergelijking met Strawinsky's Le Sacre hier en daar meer voor de hand, Tsjaikowsky wordt geciteerd, een wals à la Ravel vormt het stuiptrekkende, surrealistisch vertekende hoogtepunt. De furieuze massiviteit van een Ives, een Varèse, kortom een Amerikaanse mentaliteit - doordrammerig - is er eveneens niet vreemd aan. Messiaen doemt op. Het idee: een werk dat alsmaar onderweg is, moeizaam op gang komt, pogingen mislukken aanvankelijk, zoals ook andersom de slotwals nog één maal niet zonder kramp in beweging komt. Solistische tegenstellingen zijn er niet (een enkele hoorntoon uitgezonderd), het ensemble trekt vooral als een geheel op. De bewegingen krimpen in en dijen uit, voortdurend, zeer lastig te realiseren. Alles is te horen door de blokmatige schrijfwijze, een gelijkopgaande beweging eist het uiterste aan koncentratie van de uitvoerenden.
Abschied is een hommage aan het ekspressionistisch-Romantische orkestapparaat, uitgezonderd piano en twee saksofoons zijn er geen instrumenten die buiten een ‘gewone’ bezetting vallen, opmerkelijk is vooral de beperking in dit opzicht in het simpele slagwerk: weinig koloristisch, maar echt ritmisch onderstrepend.
Abschied is zowel eksuberant als ingehouden, overdadig en toch beperkt, dynamisch maar niet orgiastisch, de komponist liet ons niet het achterste van zijn tong zien, er overheerst merkwaardig genoeg een zeker afstandelijk element.
De echte Romantiek is veel klagender, kwijnender en lyrischer. Abschied is voor alles stormachtig.
Een zeer opmerkelijke partituur, dat zeker.
Men zou uit de titel kunnen afleiden, dat de komponist een afrekening met het verleden beoogt, maar niets is minder waar, hij wordt gefascineerd door komponisten als Mahler en Wagner. De titel moeten we strikt literair opvatten, als een verwijzing naar een verleden-zonder-meer, zij het met een licht ironische toets. Een dergelijke orkestbezetting nog eens op deze manier toepassen is De Leeuw overigens niet meer van plan, het blijft bij dit eenzame avontuur. Ondanks het grote sukses.
Ernst Vermeulen