Festival van Vlaanderen: Koorfestival Kortrijk.
Het programma van het Koorfestival te Kortrijk steeg dit jaar uit boven het peil van middelmatigheid en sleur waarin het de vorige jaren dreigde te vervallen. Weliswaar vinden we er nog enkele traditionele, maar toch bijna onmisbare ‘schlagers’ terug zoals Les Préludes van Liszt en de Symphonie Fantastique van Berlioz, maar daarnaast vielen verschillende zelden of nooit gehoorde werken te beluisteren, o.a. koormuziek van Brahms en Bruckner, een vioolconcerto van Vieuxtemps, Don Juan van Strauss en niet in het minst enkele werken van Vlaamse komponisten. Vorig jaar hebben we in Ons Erfdeel het Kortrijkse festival verweten slechts één Vlaams werk te programmeren. Dit jaar werd dit tekort ruim vergoed: naast werk van Philippus de Monte en Benoit was er een huldekoncert Jan Decadt en een volledig Tinelkoncert. Op het ogenblik waarop wij deze tekst schrijven zijn slechts zes van de elf koncerten achter de rug en moet het Tinel- en het Decadtkoncert nog plaats hebben. We dienen ons in deze kroniek dan ook te beperken tot een overzicht van enkele werken uit de voorbije koncertenreeks.
Het 5e vioolconcerto van Henri Vieuxtemps werd op 3 mei uitgevoerd door Edith Volcaert en de Filharmonie van Antwerpen onder leiding van Enrique Jorda. Vieuxtemps (1820-1881) gold in zijn tijd als de beroemdste violist na Paganini. In tegenstelling met deze laatste werd Vieuxtemps er om geprezen, o.a. door Schumann, de steriele kultus van het louter virtuoze te hebben verlaten om een perfekte techniek te koppelen aan een dieper beleefde en musikaal rijker voordracht. Ook zijn eigen komposities voor viool (o.a. 6 concerto's, verschillende concertino's en cadenzen waarvan hooguit het 4e en het 5e concerto nog geprogrammeerd raken, zijn in die zin geschreven. Geen akrobatiek, maar muziek. Edith Volcaert scheen dit duidelijk te hebben ingezien en bracht een interpretatie los van het romantisch ekshibitionisme waarmee dergelijke werken tot voor enkele tientallen jaren werden omringd.
Vaste gasten op het Koorfestival zijn het Filharmonisch Orkest van Amsterdam onder leiding van Anton Kersjes. Op 16 mei brachten ze er werk van Mozart, Dvorak en Berlioz. Het is interessant vast te stellen hoe dit orkest er jaar na jaar op vooruit gaat en hoe het daarvan de weerslag ondervindt in een steeds groeiende faam. Een werk als de Symphonie Fantastique van Berlioz is een duidelijke maatstaf om de waarde van de verschillende orkestgroepen af te wegen. Het is immers een mijlpaal in de geschiedenis van de orchestratie: Berlioz brak hier met de traditionele klassieke hegemonie van de strijkers en met de ondergeschikte rol van de blazers. In zijn demokratisering van het orkest werd elk instrument gelijkwaardig geacht en konden alle instrumenten met elkaar gekombineerd worden. Vandaar de vele solistische interventies van houten koperblazers en de voortdurende wisseling van de orchestrale klankkleur. Wanneer zo'n orkest dan geleid wordt door een kunstenaar als Kersjes, die door zijn bezielde inzet alle romantische aspekten uit dit werk weet te puren, dan wordt het beluisteren ervan een ware belevenis.
Op 21 mei was het Purcell Consort of Voices opnieuw te gast te Kortrijk. Dit unieke ensemble (2 sopranen, kontratenor, tenor, bariton, bas) viert dit jaar zijn tienjarig bestaan. In die tien jaar hebben zij zowat heel Europa, Azië en Australië afgereisd en maakten zij een hele reeks fonoplaten. Zij vormen een ideale kombinatie van volmaakt bij elkaar passende stemmen, zes eersterangssolisten die samen een homogene ‘sound’ bereiken. Bewondering wekt vooral de stembeheersing die hen een soepelheid en gemak van zingen verleent die alle mogelijkheden openlaat voor afgewisselde voordracht en interpretatievermogen. Uiterst boeiend was het tweede luik van hun programma: The Progress of English Sacred Music. Daarin schetsten zij, aan de hand van dertien werken in wisselende bezetting, de evolutie van de 15e eeuw tot heden. Vertrokken van de Renaissance (o.a. J. Taverner en William Byrd) met zijn strenge harmonisatie en vloeiend stemmenweefsel, zorgde het prachtige Remember not Lord our offences van Henry Purcell voor verrassingen. Na de verinnerlijkte spanning van de 15e-16e eeuw klonk de meer uiterlijke dramatiek van de Barok met zijn vele modulaties en kromatische wendingen haast modern in de oren. Mooie voorbeelden van romantisch ekspressief getinte werken waren My soul there is a country (Hubert Parry) en Tomorrow shall be my dancing day (Gustave Holst) waarin een vrijere melodie en een reeds verruimde tonaliteit de hedendaagse strekkingen voorbereidden. Het Alleluia en John van de jongeren Geoffrey Burgon en P. Dickinson, speciaal voor de Purcell Consort gekomponeerd, tonen aan hoe met hedendaagse stilistische kenmerken als harmonische wrijvingen, toonverglijdin-