te hardnekkig aan. Voor de zwangere geliefde zingt de dichter (in het vers Moederschap) ‘van de vrouw die eens mijn moeder was en mij tot droom had’, en tegelijk vraagt hij de geliefde hem als kind te willen beschouwen. Hij wenst niet alleen het kind van zijn (biologische) moeder te blijven, maar wil ook heel nadrukkelijk door de geliefde vrouw als kind aanvaard worden (Zegening). De moederfiguur is hier bindteken tussen jeugd en mannelijkheid. In feite is zij de konkurrente van de geliefde, maar de geliefde is tegelijk toch ook de dochter van de moeder. Vanuit deze optiek komt de auteur tot soms vrij kurieuze en bevreemdende konstateringen. Hoezeer het ‘nest’ van de dichter ook ‘bloedde in beminnen’, toch behoudt hij het ‘heimwee naar het moedernest’ (Vervreemding). In het ‘jong gezicht’ van de geliefde kerft hij steeds ‘'t doorgroefde wezen van (zijn) moeder’ (Spel met de tijd). Bracht de moeder ‘klare rust’ in het ‘troebel hart’ van de vader, dan geschiedt net hetzelfde tussen geliefde en zoon (Band).
Vanaf de bundel
Gewijde
gro
nd treedt de figuur van het kind steeds sterker op de voorgrond. Het kind is een middel om aan de tijd te ontkomen: de man leeft verder in zijn kroost. Proberen kind te blijven en zich zodoende vastklampen aan het verleden is een manier om de tijd tegen te houden. Ook hierom wordt de onvruchtbare vrouw afgewezen. Alleen in de moeder heeft hij totnogtoe gevonden wat hem ‘steeds geweigerd wordt in iedre vrouw / wat zuivre vree’
(Ze
ge
ning). De dichter twijfelt nog tussen verleden en toekomst, tussen moeder en geliefde. Pas in het volgende werk zal de verzoening verwezenlijkt worden en pas in Co
nchita (1939) zal hij zichzelf heel opmerkelijk karakteriseren als ‘een die elke vrouw als moeder heeft bemind’. In Conchita, het aangenomen meisje dat zowel kind als vrouw lijkt te zijn, wordt hij gekonfronteerd met het eigen kinderloze leven. Eenmaal opgenomen in het haar vreemde gezin heeft zij in feite twee moeders. Maar ook de dichter verkeert in deze situatie en ook hij kent ‘het nameloos verdriet
/ van allen die hun hart in tweeën moeten delen’. Nog in 1943 (in de bundel
Wat nie
t ge
nee
st) vat hij zijn situatie samen als: ‘de wijsheid rijpt, de jeugd is nog niet heen’.
Heeft hij van zijn vader de rusteloosheid en het heimwee naar de verten geërfd, van zijn moeder kreeg hij de ‘stille weemoed’ en de sereniteit, de honkvastheid en de gebondenheid aan land, volk en huis (Heimwee). Reizen is voor hem het ontvluchten van het land ‘waar nog mijn moeder woont’. Voor haar echter schrijft hij ook zijn (poëtische) reisverslagen (in de bundel Roemeense suite, 1965). In de moeder vindt alles zijn oorsprong, alles wordt met haar in kontakt gebracht en ermee verbonden en alles wordt aan haar (beeld) getoetst. De moeder is niet alleen de vertegenwoordigster van de jeugd en van het verleden van de zoon, maar zij omvat ook de geschiedenis van het gehele mensdom (Licht). Van haar ontving hij niet alleen de drang tot sereniteit, maar ook en vooral ‘de droom van eigen aderen: / het nooit te sterven beeld van uw vaderen’. De jeugd en de kracht van de zoon vergoedt de inertie en de ouderdom van de moeder. Samen vormen zij een perfekte symbiose, die alleen door de dood kan tenietgedaan worden. Boven alles echter symboliseert de moederfiguur het principe van de dynamische kontinuïteit, dat de grondslag vormt van geheel Jonckheeres werk:
‘(Roep) de stem van de oudste eeuwigheid
die in elk hart opnieuw begint
en toch weer zingt van nieuwe tijd’ (Ontwaken)
Zoals de moeder hernieuwd terugkeert in de figuur van de geliefde, zo gaat elders niets verloren en wordt alles tot nieuw leven gewekt in een ‘eeuwige wederkeer’.
Gaandeweg echter boet de (biologische) moeder aan betekenis in, tenminste: haar (anekdotische) figuur wordt verdrongen door de ‘nieuwe moeder’, nl. de geliefde. Tegelijk echter treedt de vaderfiguur sterker op de voorgrond. Deze verschuiving houdt rechtstreeks verband met de dood van Jonckheeres vader in 1937. Deze dood vooral blijkt de dichter bijzonder sterk te hebben aangegrepen. Een andere reden voor deze verschuiving is uiteraard dat met het verlangen naar een eigen kind en de komst ervan later de zoon zelf de rol van