Le plat pays.
De Brusselse uitgeverij Complexe is kort geleden gestart met een nieuwe reeks die veel origineler is dan haar naam, het al veel gebruikte Le plat Pays, zou laten vermoeden. De eerste twee afleveringen zijn vrij dunne boekjes, die tot lezen uitnodigen: sober, goed leesbaar lettertype en een prettige stofwikkel van Arlette Stubbe. Het zijn De trein der traagheid van Johan Daisne en Menuet van Louis Paul Boon.
De promotor van de reeks, de durver die het opnieuw waagt in het Franse taalgebied van wal te steken met vertalingen uit het Nederlands, is Jacques De Decker. (Eveneens in Brussel zag vroeger de reeks Zénith het licht, bij de uitgeverij Wellprint; bij de Editions Universitaires, Parijs, loopt de reeks Pays-Bas/Flandre. De eerste was grotendeels, de tweede is uitsluitend gewijd aan vertalingen uit het Nederlands. Geen van beide kan als een daverend sukses gekenmerkt worden.) Door te antwoorden op een aantal vragen over bedoeling en vooruitzichten van de nieuwe reeks stelt Jacques De Decker zijn initiatief voor.
O.E.: Het is niet de eerste keer dat er een serie vertalingen uit het Nederlands in het Frans opgezet wordt. Bovendien zijn er alles bij mekaar al heel wat van dergelijke vertalingen verschenen, zoals de uitvoerige bibliografie van Jean-Pierre Pepin aangetoond heeft. Toch kan men nog altijd zeggen dat de Nederlandse literatuur in het Franse taalgebied weinig bekend is. Denkt u daar de oorzaken van te kennen? Hoe denkt u een mislukking van de nieuwe serie te voorkomen?
J.D.D.: De bibliografie van Franse vertalingen van Nederlandstalig werk, opgemaakt door Jean-Pierre Pepin, is zeker indrukwekkend. Toch moet men niet uit het oog verliezen dat het grootste deel van de literaire vertalingen die hij vermeldt vrij oud zijn en dateren uit een periode waarin de kulturele wisselwerking tussen beide taalgebieden veel intenser was. De werken van Teirlinck of Walschap, of zelfs van minder belangrijke auteurs, werden zeer snel vertaald. Het was zelfs zo dat bepaalde auteurs, na de Tweede Wereldoorlog, zichzelf vertaalden, zoals Gijsen of Daisne.
Wat nu in Franse vertaling verschijnt is ofwel didaktisch opgezet (daar zijn de bloemlezingen van Pierre Brachin een voorbeeld van), of wordt gepubliceerd bij volstrekt ondoeltreffende uitgeverijen (de Editions Universitaires, om geen namen te noemen), of verdrinkt in de onoverzienbare produktie van een groot bedrijf (Michiels of Claus bij Gallimard, Hermans of Vandeloo bij Le Seuil, Hamelink bij Albin-Michel) waar zelfs grote Amerikaanse of Duitse schrijvers geheel of vrijwel onopgemerkt voorbijgaan. Vandaag de dag heeft Parijs alleen maar belangstelling, wat publikaties betreft, voor auteurs van het Oostblok die in hun land vervolgd worden (dit fenomeen is vrij algemeen in de Westerse landen) of voor Zuidamerikaanse schrijvers.
Door uit te geven bij een kleine, dynamische uitgeverij, en door een keuze die niet op het onderwijs afgestemd is, maar op de lezer die goede lektuur zoekt, hoop ik aan die gevaren te ontsnappen.
O.E.: Zal de nieuwe serie beperkt blijven tot Zuidnederlandse auteurs? Denkt u dat de meer cerebrale Noordnederlandse auteurs evenveel kans hebben op de Franse boekenmarkt als de Zuidnederlanders, die grosso modo betere vertellers zijn?
J.D.D.: Ikzelf noch de uitgever beogen de reeks te beperken tot Vlaamse schrijvers. Persoonlijk geloof ik ook niet dat er tussen bepaalde kulturen voorbestemde affiniteiten zouden bestaan. Elke letterkunde bezit auteurs die een internationaal publiek kunnen aanspreken. Bovendien, cerebraliteit, als die al een hoofdkenmerk van de Noordnederlanders zou zijn, zou de Fransen zeker niet afschrikken, dacht ik. Ze zouden er zichzelf ten dele in herkennen. De grote moeilijkheid is eerder bepaalde auteurs te doen begrijpen terwijl de hele kontekst waarin ze schrijven zo slecht bekend is. Het is die onbekendheid met het socio-kultutureel referentiekader die de oorzaak was van de mislukking van b.v. de Franse vertaling van De Avonden van Van het Reve. Dit boek had trouwens veel vroeger vertaald moeten worden, zoals prof. Weisgerber mij nog onlangs verklaarde.
In dat opzicht wil ik hier het bewonderenswaardig prospektieen voorlichtingswerk noemen dat mevrouw Maddy Buysse bij de Parijse uitgevers verricht heeft. Zij heeft op haar eentje meer gedaan voor de verspreiding van de Nederlandse literatuur in Frankrijk dan de hele Stichting voor Vertalingen samen. Had men naar haar geluisterd, dan zouden heel wat boeken al veel vroeger uitgegeven zijn. Een boek als Menuet heeft zij maar liefst al twintig jaar geleden aan de grote uitgeverijen in Parijs voorgelegd!
O.E.: Volgt u een bepaald systeem bij de keuze van de te vertalen auteurs? Steunt u op een marktonderzoek? Of meer op een