voel balanseert Korteweg steeds op de rand van dat risiko, ‘in wankel evenwicht’ zoals hij zelf zegt. Het aangehaalde vers De verloren zoon zie ik ook als illustratie daarvan.
Nog een ander risiko is hier nauw mee verbonden. De verloren zoon laat zien, hoe Korteweg emotioneel gebonden is aan zijn jeugd, zijn opvoeding in een kalvinistisch-religieus milieu. Dat tema beheerste voor een deel ook zijn eerste bundel. Maar het is geen traumatische binding, geen afreageren in afkeer of haat. Het is eerder een verbaasd terugkijken, dat de dichter ook doet erkennen dat de binding niet verbroken is en dat het heimwee daarheen een sterke impuls zal blijven. Niet voor niets kreeg deze tweede bundel een titel mee in die geest.
In Niks geen Romantic Agony ontstonden vanuit die binding een paar sterke gedichten over de patriarchale grootvader, die tot een haast legendarische gestalte uitgroeide. In mijn artikel over Nieuwe Nederlandse poëzie in het eerste nummer van deze jaargang van Ons Erfdeel citeerde ik op blz. 70 zo'n gedicht. Het tema wordt in de nieuwe bundel herhaald in Assimilatie. We zien in zulke gedichten, hoe een aanleiding uit de privé-sfeer door de emotionaliteit waarmee er poëzie van gemaakt is boven zichzelf uitgroeit. Maar in sommige gedichten mislukt dit. Een voorvaletje uit die privésfeer wordt dan wel tot gedicht opgeklopt, maar het stelt niets voor, zakt door onbenulligheid weer in elkaar. Als voorbeelden hiervan noem ik: Triomf!, Enfant du paradis.
Daar komt nog bij, dat Korteweg ook herhaaldelijk het procédé van de toespeling, de verwijzing toepast, dat in de moderne poëzie al tot kliché is geworden. Verwijzingen naar andere literaire werken of naar welk gegeven buiten het gedicht ook, moeten door de lezer thuisgebracht worden, anders kan het gedicht niet optimaal funktioneren. Daarom zijn er soms heel wat voetnoten achterin dichtbundels te vinden, ook in deze bundel van Korteweg. Een voorbeeld is Zijn stoutste dromen, dat begint met de regel ‘Dat hij nog eens krakend door 't ijs zal zakken’ en eindigt met ‘dat alles is nog slechts bereikbaar in zijn stoutste dromen’. Wie hier niet een van Focquenbrochs bekendste gedichten achter ziet, mist de ironie die Korteweg hier aangebracht heeft.
Maar het procédé ontaardt tot inteelt, als allerlei anekdotische mededelingen in de privé-sfeer toespelingen bevatten op soortgelijke versjes in de eerste bundel van Korteweg. Prille seksuele ervaringen kunnen best aardige gedichten opleveren, maar ik geloof niet dat een willekeurige lezer een boodschap heeft aan de figuren Reinier (uit Ons dorp) of Klaas (uit Enfant du paradis), die we al bij naam kenden uit resp. Reinier en Watersnood in Niks geen Romantic Agony.
Iets dergelijks geldt ook voor allerlei verwijzingen naar het steilkalvinistisch familieleven. Nu loopt weliswaar half Nederland met een religieus verleden af te rekenen, maar ik vind toch dat Korteweg teveel anekdotisch materiaal in zijn poëzie opgenomen heeft, dat hooguit amusant (of niet) voor zijn naaste familieleden of andere intimi is.
In de beste gedichten van de bundel is dat niet het geval. Hiervan noem ik nog het dubbelgedicht In de kou - Toekomst, waarin het beeld van een gestoorde overgaat in een beeld van de ik in het gedicht, een identifikatieproces dat sterk overkomt. Dat Korteweg geen dichter is die zichzelf overschat, zal uit het voorgaande wel duidelijk zijn geworden. Het spreekt ook uit zijn gedicht Zelfportret of Het verlangen, dat ik hier nog citeer:
Hij trekt een gammel karretje, waarin z'n baas.
Grijnslachend houdt die voor ziln neus een worst,
bungelend aan een touwtje, hem zodoende
niet tevergeefs tot hoge snelheid drijvend.
Ik ben, ik ben die prentbriefkaartenhond.
Met dit verschil, dat ik niet weet waarnaar
'k zo ingespannen jaag, en wie mij voortdrijft.
Ik weet slechts, dat ik al een lange, hete weg
heb afgelegd, zonder ooit van het landschap te genieten.
Hierin zien we de relativering van zichzelf in een notedop, maar ook een duidelijk besef van eigen beperkingen. De hond onder de kar heeft maar een beperkt uitzicht. Moeten we daarin de verklaring zoeken voor het feit dat Korteweg soms in de anekdotische privé-sfeer blijft hangen?
Hoe dan ook, hij is ondanks zijn tekortkomingen een aanwinst voor de nieuwe Nederlandse poezie.
Deze bundel is een van de bijzonder mooi verzorgde poëzieuitgaven van Athenaeum-Polak & Van Gennep; alles is daaraan perfekt, de keus van de letter, het papier, het omslag.
Jan van der Vegt