van Reves reisbeurs omdat in Melancholia masturbatie-scenes voorkwamen, kon men alleen het fijne te weten komen na veel speurwerk. Beekman en Meijer hebben blijkens hun uitgebreide Bibliografieën aan het eind van elk hoofdstuk nu dit noeste werk ten behoeve van de lezer gedaan. Zo hebben ze over de identifikatie van Reve met Pannekoek uitgebreid kranten uitgeplozen en de hele gang van zaken gerekonstrueerd. Toch is het beslist geen saai boek geworden. Integendeel. Door het opnemen van allerlei uitspraken van Reve zelf, uit interviews, door de prettige stijl, door het afdrukken van allerlei merkwaardige dokumenten (als de brief van Reve waarin hij een klacht tot vervolging tegen Cals indient), door bijvoorbeeld een verslag van een handgemeen tussen Reve en Simon Vinkenoog, is het een - ik zou haast zeggen - lollig boek geworden, en dan niet in negatieve betekenis.
Ik heb wel enkele bezwaren tegen het hier en daar m.i. ongeoorloofd gebruik van citaten uit Reves werk. Ze maken nl. hier en daar dezelfde fout die Lindeboom destijds maakte in zijn brosjure tegen Van het Reves godsopvatting. Over de fout van Lindeboom zeggen de samenstellers van Kort Revier terecht: ‘Herhaaldelijk maakt Lindeboom de fout Reve in de schoenen te schuiven wat de hoofdpersoon in zijn werk doet en denkt. Zo komt hij ertoe de schrijver te beschuldigen van drankzucht, nekrofilie, sadisme en bestialiteit. Zo te zien gelooft hij werkelijk dat Reve met een ezel naar bed is geweest...’ (p. 122). Natuurlijk is dat een vergissing: de schrijver selekteert gegevens uit de werkelijkheid, vervormt ze en fantaseert er het één en ander bij, zoals Reve zelf in een interview met d'Oliveira vaststelde. Ik geloof dat Beekman en Meijer dezelfde vergissing maken als Lindeboom als ze voor de onstaansgeschiedenis van het Gedicht voor mijn negen en dertigste verjaardag naar Op weg naar het einde verwijzen, waar staat dat Reve al vroeg is gaan zitten ‘om met kreten, vloeken, het in melkflessen pissen om me het trappen op- en afsjokken te besparen, het tot oogschemerende ademnood drinken van koffie, en het zich overal op het lichaam wild krabben, het Gedicht voor Mijn Negen En Dertigste Verjaardag te schrijven, een werk van letterkunde over welks artistieke waarde ik mij geen oordeel aanmatig...’ (Kort Revier, p. 135-6). In hun Ontmoeting zijn deze schrijvers heel wat voorzichtiger! Hoewel het verslag geven van uitspraken, analyses en oordelen van anderen de hoofdmoot van dit prettig leesbare boek uitmaakt, geven de auteurs naast kommentaar op de kritiek ook verslag van wat
detailonderzoek, zoals het aantonen dat de ‘geestelijke liederen’ nauw aansluiten bij Reves proza. Ze laten zien dat zelfs hele zinnen uit de brieven in de liederen terugkomen. Naast het afwijzen van bijvoorbeeld Ruijs' visie op Werther Nieland, alsmede die van Jean Weisgerber, krijgt de kritiek in zijn totaliteit een ferme veeg uit de pan: ‘Tijd-, plaats- en geldgebrek nopen ook in '56 vele recensenten ertoe bij de bespreking van een boek onmiddellijk de flaptekst ter hand te nemen. In het beste geval is deze dan nog herschreven. En zo ontdekt de ijverige literatuurvorser maar zelden een originele visie’ (p. 70).
Over de omslagteksten van Reves boeken is trouwens genoeg interessants op te merken, zeggen de samenstellers: ‘de door Reve vervaardigde flapteksten houden het midden tussen een poëtische, een programmatische en een reklametekst.’ (p. 248). Ik meen dat noch de echte Revist, noch de in literatuur geïnteresseerde lezer dit (met foto's en een gedicht voor zijn 50ste verjaardag van Reve zelf verluchtigde) boek, ongelezen mag laten. Het geeft prettig leesbare basisinformatie, ook voor leken.
5.
Rinus Ferdinandusse schijnt over Lieve jongens gezegd te hebben (Kort Revier, p. 235): ‘het aardigste van zo'n vijftien recensies in enkele dagen is dat je alles van het boek afweet. De Koningin, de scheet, Woelrat, Fonsje, Grijze Wolph, de humor, het oudehoeren, de hoofdstukindeling, er is niets dat ik van “lieve jongens” niet weet. Maar geen van de recensenten geeft een duidelijk antwoord op de vraag of ik het boek nu toch nog moet kopen en lezen of niet.’
Laat ik over de drie Reve-boekjes dan wél ‘een duidelijk antwoord’ geven. Speliers is alleen interessant, hoewel nog in hoge mate spekulatief en weinig serieus, in zijn analyses over de brievenboeken. De Ontmoeting van Beekman en Meijer geeft gedegen analyses, serieuze informatie en laat alle tematische verbanden zien. Kort Revier gaat voor een gedeelte ook over de mens Van het Reve, maar is voor kennis van zijn oeuvre en verwikkelingen rond zijn publikaties een naslagwerk van de eerste orde.
Ruud Kraayeveld
Hedwig Speliers, Gerard Kornelis van het Reve en de groene anielier, J. Sonneville, Brugge en Nijgh en Van Ditmar.
Mia Meijer en Klaus Beekman, Gerard (Kornelis van het) Reve, Orion, Brugge, f 3, -.
Klaus Beekman en Mia Meijer, Kort Revier, Erven Thomas Rap /Atheneum-Polak en Van Gennep, f 18,50.