welzijn van heel de Limburgse regio afgestemd universitair beleid.
‘1. Wat elk van beide provincies op dit ogenblik inzake universitair onderwijs binnen het nationale beleid aan mogelijkheden ter beschikking krijgt, wordt zo snel mogelijk in konkrete realisatie omgezet, in de buurt van Maastricht enerzijds en in de buurt van Hasselt anderszijds.
2. Voor de disciplines die in de nabije toekomst kunnen gerealiseerd worden, wordt een overleg tot stand gebracht in geïnstitutionaliseerde vorm; overleg dat gericht is op het tot stand brengen van een zekere gelijklopendheid in de programma's voor die studierichtingen die bestaan aan beide zijden van de grens, wat een wederzijdse uitwisseling van professoren en studenten zal vergemakkelijken. Hetzelfde geldt voor de postgraduate richting. Het wetenschappelijk onderzoek wordt gestimuleerd in de richting van gemeenschappelijke projekten, waaraan de wetenschappelijke staven van beide universiteiten deelnemen.
3. Voor disciplines die voorlopig aan één zijde van de grens ingericht worden moet het overleg ertoe leiden dat het programma zodanig wordt opgevat en de wetenschappelijke staf zodanig samengesteld, dat studenten van beide Limburgen zonder bezwaar deze studies kunnen volgen hetzij te Hasselt hetzij te Maastricht.
4. De universiteiten van Maastricht en Hasselt gelden als universitaire groeipolen voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Telkens aan een studierichting, die slechts aan één van beide universiteiten bestaat, het optimale studentenaantal aanwezig is, dan wordt deze discipline ook aan de andere universiteit ingericht. Zodra in funktie van het studentenaanbod eenzelfde discipline aan beide zijden van de grens beoefend wordt moet het overleg erover waken dat het curriculum de uitwisseling van studenten vergemakkelijkt, dat er een taakverdeling aangehouden wordt voor de specialisatierichtingen en dat het wetenschappelijk onderzoek zoveel mogelijk op basis van samenwerking gebeurt.
5. Na verloop van tijd zal het studentenaanbod zodanig zijn gegroeid dat beide universitaire groeipolen zich ontwikkeld hebben tot twee volledige universiteiten. Voor het niveau van de gewone akademische studie tot het diploma van licentiaat of doctorandus, zullen beide universiteiten dan min of meer identieke tweelingen vormen’ (Neerlandia, april-mei 1971, blz. 56-57).
Dat die samenwerking geen verre wensdroom is, blijkt uit de volgende mededeling die de heer Croux en Professor Verhaeghen, respektievelijk voorzitter van de raad van beheer en rektor van het L.U.C. gaven te Hasselt op donderdag 24 april 1973:
‘Op korte termijn kunnen konkrete projekten van samenwerking worden opgezet tussen het universitair onderwijs in Belgisch en Nederlands Limburg. De eerste projekten voorzien samenwerking op het medische vlak, in para-universitair en post-universitair verband.’
Met het oog op de verdere uitbouw van de onderwijskundige basis werd de heer J. Daniels, afkomstig van Diepenbeek (Belgisch-Limburg) en tans waarnemend hoofd van de medische fakulteit van de Erasmusuniversiteit te Rotterdam, be-