Hitler en het politieke lot van België (1940-1944).
Hét lang verwachte boek over de Koningskwestie. Hét boek dat één van de grote taboes uit de hedendaagse Belgische geschiedenis komt opruimen. Opruimen is niet eens het goede woord. Verpulveren, door een klinische analyse, een chirurgische ingreep, of om de operatie naar een ander vlak te verschuiven, een goed gekoördineerde, taktisch feilloze opeenvolging van lokale offensieve schermutselingen die de tegenstander volledig neutraliseren. Een magistraal werk van iemand die zijn materie zo grondig bezit dat hij niet alleen in staat is te zeggen wat hij gevonden heeft, maar ook wat hij niet gevonden heeft, waar het feitenmateriaal tekort schiet, in welke bronnen toevallige of moedwillige lakunes voorkomen, en daarvoor ook nog een verklaring zoekt.
In zijn inleiding schetst de auteur vooreerst, als achtergrond, het apparaat van de Duitse bezetting; kennis die onmisbaar is voor het goed begrip van sommige mekanismen die een rol spelen in de verhoudingen tussen de bezetter en de koning. Het is een zeer klaar en boeiend betoog van de begrippen Militärverwaltung en Zivilverwaltung, hun betekenis, onderscheid, ontstaan, voorgenomen toepassing en realisatie, alsook van de personen die met de uitvoering ervan werden belast. Het is een materie waarover De Jonghe al eerder een fel opgemerkt artikel gepubliceerd had: De vestiging van een burgerlijk bestuur in België en Noord-Frankrijk..., in Bijdragen tot de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1 (1970), pp. 69-132.
De oningewijde zal hier overtuigende bewijzen vinden voor een feit dat stilaan wel tot de bredere kring van belangstellenden doordringt, met name dat het Derde Rijk geen monoliet was, maar even goed als om het even welk staatsregime, onderhevig aan machtsstrijd op alle niveaus; en dat Hitler rekening moest houden, - en het ook deed -, met het verzet van legerinstanties en personaliteiten tegen de partijdiktatuur.
Dan komt de auteur tot de eigenlijke Koningskwestie zoals zij voor de Duitsers gesteld werd, door de aanwezigheid van de koning in het bezette gebied. Een eventualiteit waarmee de Duitse plannen nooit rekening gehouden hadden. Voor alle beslissingen in verband met de koning moet dan ook voortdurend naar Hitler worden gerefereerd.
In zeven hoofdstukken volgt de auteur de kronologische loop van de gebeurtenissen, vanaf 28 mei tot het gesprek tussen Hitler en Leopold III te Berchtesgaden op 19 november. De kruciale momenten van dit gedetailleerd betoog zijn de volgende:
1. De uitnodiging tot een gesprek door Hitler gericht aan Leopold op 31 mei, en diens positief antwoord.
2. Het aanbod van Leopold aan Hitler, op 26 juni, dit onderhoud (spoedig) te laten plaats grijpen.
3. Het wantrouwen van Hitler ten opzichte van Leopold in juli, tengevolge van de interne ontwikkeling van de Belgische politiek in het bezette gebied en de niet passieve houding van de koning in deze.
4. De verklaring voor de negatieve houding van de koning tegenover zijn wettelijke regering in Frankrijk, en het aarzelen van Hitler omtrent het aan België toe te kennen statuut. Aarzeling die het gevolg is van de aanwezigheid van de koning in het land, en de grote sympatie die hij er geniet.
5. Het hernieuwd verzoek van Leopold om een onderhoud met Hitler, via zijn zuster Marie-José, tijdens haar gesprek met de Duitse diktator op 17 oktober.
6. Het onderhoud van Berchtesgaden en zijn gevolgen.
De auteur heeft getracht, - en hij is er ook in geslaagd -, de juiste feitelijke toedracht van deze gebeurtenissen te belichten, en hij doet meer dan één revelatie, die hij putte in de Duitse archieven welke hij jaren lang heeft onderzocht. In de warboel van tegenstrijdige, tendensieuze en onvolledige eigentijdse en naoorlogse informatie schept hij op minutieuze, - op chirurgische - wijze klaarheid. Hij belicht de betekenis van deze hoofdpunten en plaatst ze terug in hun eksakte politieke kontekst. Met andere woorden, hij heeft zich geen moeite gespaard de aanloop tot en de gevolgen van deze gebeurtenissen te achterhalen, en hij maakt het zich zelf, en soms de lezer, niet gemakkelijk door geen enkele van de opwerpingen die men tegen de interpretatie van de feiten kan inbrengen uit de weg te gaan. Hij heeft ze allemaal voorzien en ze allemaal ontzenuwd. Men staat verbaasd over een dergelijke eruditie en een dergelijke scherpheid van geest. Een eruditie waarvan de auteur blijk geeft in de uitvoerige nota's, die in kleine, kompakte druk, maar even 128 bladzijden beslaan, - een boek in het boek!
Ik heb alle bewondering voor het verdienstelijke en knappe werk dat de auteur hier heeft geleverd, en dat van zijn boek een onmisbaar basiswerk maakt voor de verdere studie van de hedendaagse Belgische geschiedenis;