biografische aard. Naar het stramien van Luc Schepens' suksesrijke ‘Kroniek van Stijn Streuvels’ stelde Ada Deprez, in opdracht van het Snellaert-komitee, een Kroniek van Dr. F.A. Snellaert samen, die door dezelfde uitgever (Orion-DDB, Brugge) op de markt wordt gebracht en die naar vorm en presentatie de beloftevolle reeks ‘kronieken’ voortzet.
Geïllustreerd met meer dan honderd beelddokumenten vormt dit kronologisch - van maand tot maand en soms van dag tot dag - zich ontrollende levensverhaal van een belangrijke figuur uit onze nationale geschiedenis een welhaast ideale inleiding tot de studie van de Vlaamse Beweging in het middelste derde van de negentiende eeuw, te weten van bij Snellaerts aankomst te Gent in 1836 tot aan zijn dood in 1872. Vanzelfsprekend is Gent daarbij uitgangs- en middelpunt, maar Snellaerts relaties vertakten zich tot de andere centra van Vlaamse herleving, Kortrijk en Brugge maar ook Brussel en vooral Antwerpen, en zijn belangstelling gold Duitsland evenzeer als (vooral) Nederland, zodat alle prolegomena voorhanden waren om in dit geïllustreerde levensbeeld zowel inhoudelijk als ikonografisch de Vlaamse Beweging van Snellaerts tijd in velerlei aspekten aan bod te laten komen.
Ada Deprez, aan wie deze taak krachtens haar vroegere publikaties wel was toevertrouwd, heeft de geboden kans tot ons allen profijt niet laten schieten. Doordat zij, behalve met de literatuur van en over Snellaert, ook met de omvangrijke briefwisseling vertrouwd was, is zij erin geslaagd om op korte termijn een boeiend, op sommige plaatsen passionant beeld samen te stellen van het intieme én het publieke leven van iemand die zich voor de historikus steeds sterker als een grote persoonlijkheid openbaart, een geestelijk voorman van allure en een taktisch politikus van formaat; daarbij een toegewijd geneesheer en een verdienstelijk filoloog en literatuurhistorikus.
De illustraties onderstrepen dit op treffende wijze. Er is één fotografische afbeelding van Snellaert bewaard (het nummer 100 van de Kroniek), en een drietal andere konterfeitsels bij zijn leven vervaardigd, een litografie van Florimond van Loo (nr. 109), een daarvan afhankelijk schilderijtje door Adolf Sunaert (kaft) en een roodgipsen medaillon uit 1871, gemonogrammeerd AC (nr. 105). Het ontbreken van verdere rechtstreekse Snellaert-ikonografie is er oorzaak van dat deze Kroniek een grote diversiteit aan algemene negentiende-eeuwse illustratie met betrekking tot Snellaerts omgeving en de Vlaamse Beweging van zijn tijd vertoont, wat niet weinig tot de levendigheid en de importantie van het geheel bijdraagt. Behalve fascimile's van titelbladen, handschriften en brieven en behalve stadsgezichten van Kortrijk, Utrecht, Middelburg, Maastricht, Gent - de staties van Snellaerts leven - bevat het boek portretten (foto's, tekeningen, schilderijen, beelden) van F.J. Blieck, F. Rens, J.F. Willems, P. van Duyse, J.A. de Laet, H. Conscience, Ph. Blommaert, C.P. Serrure, J. de Saint-Genois, K.L. Ledeganck, P. Ecrevisse, J. Nolet de Brauwere van Steeland, V.H. Delecourt, J.H. Bormans, L. Jottrand, D. Sleeckx en nog een goed dozijn andere tijdgenoten van Snellaert (waaronder enkele Noordnederlandse vrienden en korrespondenten), zodat al wie in de Vlaamse negentiende eeuw geïnteresseerd is, er alvast een boeiend kijkboek aan overhoudt.
Een groot gedeelte van de afgebeelde dokumenten wordt kunsthistorisch beschreven in de gestencilde katalogus die naar aanleiding van de tentoonstelling werd samengesteld door Huguette van de Woestijne-Vanagt en die ik hier pro memorie vernoem.
Ook De Leiegouw, de Kortrijkse vereniging voor de studie van de lokale geschiedenis, taal en folklore gaf bij dit eeuwfeest een speciaal nummer van zijn ‘Verslagen en Mededelingen’ uit in de vorm van een Gedenkboek F.A. Snellaert Kortrijk 1809-Gent 1872. Het bevat bijdragen van de Kortrijkse Snellaert-pionier Dr. F.A. Comer (een globaal levensbeeld), van Ada Deprez (over de vriendschap Willems - Snellaert), Frans Debrabandere (over het Kortrijks dialekt in Snellaerts tijd en nu) en Lode Wils (over de verhouding van Snellaert tot de opkomende arbeidersbeweging). Enkele kleinere bijdragen van D. Cracco jr. (over Snellaert en zijn negentiende-eeuwse naamgenoot en bloedverwant) en W. Simaey (over een dichtwedstrijd waar Snellaert jurylid was) ronden het boek af. Een interessante studie van J.M. Lermyte over ‘De tegenstellingen tussen en in de politieke partijen omstreeks 1872 en hun invloed op de Vlaamse Beweging’ bevat tal van nieuwe gegevens, maar ligt buiten het onderwerp van de bundel.
Te wachten staat ons nog de briefwisseling tussen F.A. Snellaert en J.J. de Laet, die door Ada Deprez uitgegeven en door Ger Schmook ingeleid zal worden. En intussen komen hopelijk weer nieuwe gedenkdagen ons hart verblijden, onze geest bevleugelen en onze pennen in beweging zetten.
Ludo Simons