bruari 1923 ironiseert als volgt: ‘Le professeur conspué. Les étudiants commettent un double sacrilège. Le martyr est en effet marxiste et flamingant’.
Ik sta even stil bij wat tenslotte een détail was - hoewel niet onbelangrijk - in het leven van August Vermeylen, alleen maar om aan te tonen hoe 50 jaar terug een Vlaams hoogleraar die geen zin had om zijn eigen aard te verloochenen, allesbehalve een
August vermeylen.
fanatikus, het mikpunt werd van weinig hoffelijke, weinig kritische en vooral misleide studenten.
Nu wordt diezelfde hoogleraar door een autonome Vlaamse universiteit op plechtige wijze herdacht in dezelfde hoofdstad Brussel. Er is wel een en ander veranderd ten goede.
Ten behoeve van wie Vermeylen minder goed zou kennen, wil ik tans even pogen zeer bondig de betekenis van deze sterke persoonlijkheid te belichten.
Als we trachten een syntese te maken van de Vermeylenfiguur, ontwaren we vier krachtlijnen, vier belangstellingssferen: de literaire, de flamingantische, de professorale, de politieke.
De minst belangrijke is ongetwijfeld de vierde, de politieke. De andere drie krachtlijnen lijken me alle even belangrijk, namelijk die van de letterkundige en kritikus, die van de professorkunsthistorikus en die van de flamingant.
De invloed die van deze drievoudige Vermeylen is uitgegaan op het Vlaamse kulturele leven, kan moeilijk overschat worden. Ik kan daarvan getuigen uit persoonlijke ervaring, en wel als oud-leerling van de man die wij te Gent in de omgang noemden ‘de Guust’, met een lange uu, op zijn Gents.
Onze hoogleraar was nochtans geen man met wie men als student op familiaire wijze kon omgaan, maar in die benaming ‘de Guust’ lag onze verering, onze diepe genegenheid voor een leraar waarvan wij aanvoelden wat hij voor ons en voor de hele Vlaamse gemeenschap betekende. Nooit vergeet ik de heel biezondere sfeer van dat auditorium kunstgeschiedenis in de Lange Meer, de haast religieuze stilte die intrad wanneer Vermeylen binnenstapte en ons aankeek met die zeer speciale blik, vanwege dat halfgesloten linkeroog. Nooit was er rumoer. Hij straalde letterlijk het gezag uit.
Elke les was voor velen van ons een feest waarnaar wij verlangden, iedere les in kunstgeschiedenis en ook iedere les in Europese letteren, het kollege dat ging van Dante tot Dostojewski, over Shakespeare en Goethe.
Wij maakten toen ook kennis met die geschriften van Vermeylen die richtinggevend geweest zijn voor zijn generatie maar ook voor de daarop volgende. Hier vermeld ik in de eerste plaats zijn Kritiek van de Vlaamse Beweging. Wij bestudeerden de Verzamelde Opstellen misschien nog grondiger dan onze kursussen. Wij dweepten letterlijk met de Kritiek uit het jaar 1895, die de vensters wijd opengooide en voor de Vlaamse Beweging more brains - meer hersens - vroeg, meer sociale bekommernis, wat minder romantiek en gevoel. En wij dweepten ook met het opstel Vlaamsche en Europeesche Beweging uit het jaar 1896, waarin Vermeylen de zo bekende leuze lanceerde: ‘Wij willen Vlamingen zijn, om Europeërs te worden’.
Sommige van deze door Vermeylen lang vóór Wereldoorlog I geformuleerde opvattingen werken nog altijd door, o.a. in het Vermeylenfonds dat werd opgericht in 1945 om - ik citeer de statuten- ‘bij elke passende gelegenheid figuur en werk van August Vermeylen te belichten en tevens dit werk voort te zetten door de bevordering van de beoefening der kunstgeschiedenis, de verruiming van de Vlaamse gedachte, de huldiging van de gedachte van vrijheid en sociale rechtvaardigheid’.
We zouden er aan kunnen toevoegen: de groei van ons volk naar de Nederlandse en Europese integratie. Het komt mij voor dat ook onze jonge V.U.B. op haar werkterrein, haar deel verricht van wat August Vermeylen in de titel van zijn laatste opstel De Taak noemde.
Ik denk dat wij trouw blijven aan de geest, aan de idee, aan het humanisme van deze grote Vlaming en Europeër.
Prof. Dr. A. Gerlo