De Internationale Gaudeamus Muziekweek 1972.
De Amerikaan Daniel Lentz komt uit de pop-hoek. Deze komponisten hebben vaak veel voor op hun ‘klassieke’ kollega's waar het gaat om ervaring in het werken met elektronische middelen. Lentz werd reeds twee keren in een Gaudeamus-muziekweek uitgevoerd, maar dit jaar behaalde hij dan - geheel verdiend - de eerste prijs. Voor zijn Canon & Fugle, maart 1971 gekomponeerd, duur 25 minuten, bezetting elektrische piano (Fender Rhodes Stage type, 73 toetsen), een strijker (het liefst een celliste) een vokalist (het liefst een zanger). Wat ze spelen is niet zo interessant: pop-melodietjes van steeds zeven maten (Billy Eckstein-genre). Maar wel degelijk boeiend is het verdubbelingsproces. Uit kamermuziek ontstaat een vol orkest dat geatomiseerde melodiefragmenten tot ruimtelijke belevingen verwerkt Steeds klinken vanuit onverwachtse plaatsen nieuwe klankopeenstapelingen: de luidsprekersopstelling is doelbewust onlogisch gehouden.
Uiterst zoetelijke pop-melodieën brengt ook het middendeel van zijn A Double Concerto voor orkest, gemengd koor, twee solisten (piano, zang) en elektronika. Een zeer gekompliceerd stuk waarvan helaas de elektronische bewerkingen volledig de mist ingingen. Men kreeg een sterk verminkt beeld van het geheel. De solisten zijn via transducers, met riemen op het lichaam verbonden, in staat in de muzikale transformatie in te grijpen. Deel I is meditatief (mixolydisch), deel II sensueel (lydisch), deel III agressief (phrygisch), strikt volgens de oud-Griekse ethosleer. Dergelijke buitenmuzikale ervaringen zijn weer helemaal in, de programmatoelichtingen waren niet zelden boeiender dan de onderhavige werken.
In alle eerlijkheid dient gezegd: niet alleen de elektronika ging de mist in (de luisteraar hoort de orkest- en koorklank nadat deze door de lichamen van de solisten is geleid, aldus de toelichting) ook de visualisatie van het agressieve slotdeel leek nergens op. En toch... en toch beleefde ik aan deze krampachtige reproduktie de spannendste ogenblikken. Lentz is altijd boeiend, een man met ideeën.
Terecht heeft de jury (Klaus Huber, tevens de kursusleider, Per Norgaard, Bernard Hansen, Milko Kelemen en Jan van Vlijmen) aanbevelingen gegeven tot de hernieuwde uitvoering van A Double Concerto. Dit lot trof ook Fred McFaddens Continude II voor symfonie-orkest, gekonstrueerd om twee hoofdkernen: een magisch getal (142857) en Skriabiens mysterieuze kwartenakkoord. De uitvoering was zelfs nog problematischer uitgevallen. Bepaald typerend van opzet, ik stelde het reeds: veel inzenders zochten het in symboliek, magie en zo meer. Zo schreef Michael Finnissy: ‘In Babylon heb ik getracht - zonder al te schijnheilig te lijken - de magische sfeer op te roepen van het boek Daniël uit het Oude Testament’. Daar kreeg hij dan een aanmoedigingsprijs voor. Peter Ruzicka, duidelijk geen beginneling meer - de Gaudeamusweek is ten slotte een kompositiekonkoers voor het nog niet gearriveerde talent onder de 35 jaar - greep ook al hoog: ‘In Processo di tempo wordt de muziek gerelativeerd tot aan de opheffing van het gebruikelijke vorm- en muziekbegrip: tot een toestand van sprakeloosheid is bereikt.’ Jury méé sprakeloos: tweede prijs. En dit dan voor Penderecki-achtig knisper- en kraakwerk, gelardeerd met enkele bandinlassen onder meer met het begin van Mahlers Eerste Symfonie. Zeer konsekwent van sfeer en kleur en met gevoel voor timing, ondanks de opgekropte opwinding: een voortdurende hoogspanning, uiterlijk ontladen in lange rustpauzes.
Met het noemen van de werken van Lentz, McFadden, Finnissy en Ruzicka heb ik de hoogtepunten de revue laten passeren. Want 12 Xhin-Xann van de Taiwanees Loong Hsing Wen beloofde in de toelichting niets minder dan de bestemming van het leven weer te geven, maar wat we hoorden was een matig boeiend duo voor viool en piano, waarin tonale melodieresten ondergingen in ekspressionistisch ge.-weld. Ook No van Martin Sigrist had weer zo'n ‘verklaring’ waar je even recht voor ging zitten, maar wat er klonk was niet onverdienstelijk koloristisch maar toch te naïef om van een werkelijk interessant talent te spreken. Maurice Weddingtons Stardrive (derde prijs) was een ideeënstuk: één uitgekomponeerd crescendo van laag naar hoog - van mij mag het, maar ‘noodzakelijk’ leek me een