ter. Toch wijkt dit patroon nauwelijks af van wat andere grote festivals te bieden hebben, uitgezonderd het aksent op de amateur-kunst en de leefwereld van het kind. Maar volstrekt anders wordt dit wanneer men het tweede genre, het aktueel muziekteater, onder de loep neemt: ongetwijfeld het belangrijkste facet aan het Holland Festival van dit jaar.
Vanwege het jubileum - een kwarteeuw festival - had men aan de opening een ekstra feestelijk tintje willen geven. Niemand minder dan Luciano Berio, de Italiaanse avant-gardist die dit jaar in het zonnetje werd gezet, zou zijn nieuwe opera Amores voor de première afleveren. Het mocht niet zijn, de bezuinigingsdrift raakte ook het festival, jubileum of geen jubileum...
Wat niet wegneemt dat men Berio voldoende heeft leren kennen, de komponist had het gevoel reeds aan gindse zijde van het leven te staan. Immers: aan levende komponisten besteedt men doorgaans minder werk. Een orkestrale uitbreiding van de band Visage (Après-Visage) ging in de koreografie van Rudi van Dantzig op de openingsmanifestatie in Den Haag, ook de Serenade I (Koos Verheul met het Residentie Orkest) werd op 15 juni uitgevoerd, het Amsterdams Philharmonisch Orkest dat overigens volledig ingesteld is op het ‘grote’ repertoire speelde Nones (een jeugdwerk), het Rotterdams Philharmonisch Orkest vertolkte onder leiding van de komponist Chemins IIc (speciaal gekomponeerd voor basklarinettist Harry Sparnaay, die overigens niet vóór maar in het orkest zijn plaats heeft: een volledig ‘geïntregreerde’ solo), Bewegung II voor bariton en orkest (Bewegung I voor orkest is eigenlijk meer to the point), Ora voor stemmen (The Swingle Singers) en instrumenten (maar ook die stemmen worden in feite als instrumenten behandeld) en de onverwoestbare, reeds geheel ‘klassieke’ Sinfonia. Epifanie (in de revisie van 1965) bracht het Utrechts Symphonie Orkest, Allelujah II in de stijl van Stockhausens Gruppen nam het Concertgebouworkest voor zijn rekening, het Nederlands Kamerorkest speelde een vroeg Concertino, leden van het Radio Philharmonisch Orkest waagden zich aan Differences, het Ardito Kwintet gaf een uitvoering van weer een vroeg stuk: ‘Opus Zoo’ voor kwintet en spreekstemmen, het Instituut voor Sonologie te Utrecht verzorgde een heel programma (Momenti, Mutazioni, Thema, Visage,
Perspectives), opmerkelijk was ten slotte de kombinatie van Recital I (de tweede opvoering in totaal) en de mislukte skenische weergave van Laborinthus II.
Lang geen kinderachtig projekt, waarvan het aandeel onder leiding van de komponist weer eens leerde, dat de man-zelf onontbeerlijk is bij de voorbereiding. Maar ja, geld, tijd en organisatie is niet altijd optimaal beschikbaar.
Wat de man bezielt, kwam ook tot uiting in een grotendeels spontaan radioprogramma dat van 8 tot 12 uur 's avonds op 13 juni werd uitgezonden op Hilversum I door de KRO. De omroep wordt al jaren als informatiemedium gebruikt, maar pas de laatste tijd komt men toe tot nieuwere vormen. Een overname-sec bevredigt niet, de omroep kàn ook meer zijn dan een soort doorgeefluikje.
Berio verloochende zijn landsaard niet en betrok met name nadrukkelijk de opera in zijn (speels) betoog: een reeks van sterfscènes uit alle mogelijke muziekdrama's bij elkaar geharkt.
Een soort sterfscène is in feite ook Recital I, Berio's meest recente kompositie. Niet zonder schaamtegevoelens kijk je er na, want de hoofdrol is Cathy Berberian-zelf: de zangeres die ten onder gaat aan de steeds groeiende eenzaamheid die men wel ‘karrière’ noemt. Er zijn ervaringen in verweven die nu juist niet op fantasie berusten, ook al wordt het geheel karikaturaal overtrokken: de alleen gelaten zangeres blijkt in het ziekenhuis op te treden, de koupeuse die haar bij haar kleding helpt is in werkelijkheid een verpleegster. Evenals in de Sinfonia is de muzikale opbouw vooral getekend door citaten, het begint met Monteverdi, maar men hoort ook Hugo Wolf, Poulenc, Ravel, Moessorgsky, enz. enz., ja zelfs een citaat van Berio: zoiets als de verpleegster op het kakaobusje dat een busje draagt waarop een verpleegster, enz. enz.
Recital I is geen koncert en geen teaterstuk, maar iets er tussenin. Men zou ook kunnen zeggen: het onderwerp is het onderwerpzelf. Er wordt een recital gegeven met als onderwerp het recital. De zangeres zingt zich-zelf. Een schrijnend en onthullend stuk. Muzikaal overigens minder belangrijk dan Laborinthus II. Laborinthus I is overigens geen muziekstuk maar de titel van een poëziebundel van Edoardo Sanguineti met wie Berio veel heeft samengewerkt. Sanguineti verwerkte teksten van Dante (Divina Commedia, Inferno, La Vita Nova), bijbelse fragmenten en poëzie van T.S. Eliot. Ook hier zijn weer citaten verwerkt, weer van Monteverdi en van Beriozelf. Direkt al het eerste deel, dat Dantes jeugd en visioenen schildert is raak: hiervandaan