Fagne, Bert Peleman, Edmond Humeau, Guido Eeckels, Piet Tommissen, Jacques Collard, Georges Fabri, Alain Viray, Elisabeth Geurden, Hélène Riedel, Nanou Gallée, Jeanne Salentiny, Gilberte Dumont, Pierre Bourgeois, Marcel Hennard, Victor Lefebvre, Jacques Perrin, Joska Soos, Luc Pérot, enz.
Marc. Eemans heeft zich voor de buitenwereld nooit een image willen scheppen. Niet zonder wat bitterheid moet men konstateren, dat de rehabilitatie van deze eerste Vlaamse surrealist, die al in 1922 de jongste abstrakte schilder van ons land was, nogal laat kwam. Hij leeft als een kluizenaar te midden van zijn boeken, schilderijen en souvenirs op zijn appartement in de Mercelisstraat 64, 1050 te Brussel, een verblijf dat hij ‘Place de la Contrescarpe’ heeft gedoopt, naar het gelijknamig pleintje in Parijs.
•
Heel het literair en pikturaal oeuvre van Marc. Eemans aardt in de mystiek van onze middeleeuwse auteurs en is gevoed door de Germaanse en Griekse mytologie. Als agnostikus en anti-kristen vertaalde hij Ruusbroec in het Frans. Zijn kunstkritieken op de man af hebben hem heel wat verguizing bezorgd. Met evenveel gemak voert hij de pen in het Frans als in zijn moedertaal. Nooit heeft hij zijn Vlaamse origine en aard verloochend, hoewel hij door opleiding en milieu te Brussel voortdurend met Franstaligen in kontakt is geweest.
Na zijn dichtbundel Vergeten te worden (1930) publiceerde hij Grandeur et décadence du livre populaire (1935), Wola's visioen (1938), Het bestendig verbond (1941), De vroeg-Nederlandse schilderkunst (1943), Vlaams kastelenboek (1944), Het boek van Bloemardinne (1954), Hymnode (1956), om zich nadien bijna uitsluitend te wijden aan de kunstgeschiedschrijving, in welke branche hij verscheidene standaardwerken heeft geschreven: Les trésors de la peinture flamande (1963), La peinture flamande au XVIe siècle (1963), Breughel le Velours (1964), Les trésors de la peinture européenne (1966), La peinture italienne (1967), La peinture flamande de la Renaissance (1968), La peinture moderne en Belgique (1969), Hans Memling (1970) en L'art vivant en Belgique (1972).
Het is zonder meer een indrukwekkende lijst, die het bewijs levert van een veelzijdig geïnteresseerde persoonlijkheid die de gave bezit het kaf van het koren te kunnen scheiden.
Tot besluit van deze inleiding over Marc. Eemans moeten we nog vermelden dat het tijdschrift Espaces van Henry Fagne als nummers 180 en 182 twee belangrijke teksten van Marc. Eemans heeft gepubliceerd, nl. Marc. Eemans et le surréalisme en Belgique en Un manifeste inédit de Marc. Eemans, terwijl dezelfde uitgever in 1970 van hem verscheidene prozagedichten publiceerde onder de titel Les cheminements de la grâce.
Zowel de studie van Dr. Piet Tommissen als de monografie Ars magna - Marc. Eemans, peintre et poète gnostique (Le Soleil dans la Tête, Parijs, 1953) hebben er veel toe bijgedragen Marc. Eemans in bredere kringen bekend te maken, maar de kunstenaar heeft nog heel wat ongepubliceerde teksten liggen die een dieper en verhelderend inzicht in zijn komplekse persoonlijkheid zullen brengen.
Jos Murez, Gent