Ons Erfdeel. Jaargang 15
(1972)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHubert Minnebo.Hubert Minnebo en Roland Monteyne worden meestal in één adem genoemd. Zowel hun jarenlange samenwerking als hun gemeenschappelijke uitgangspunten zijn er niet vreemd aan. De jongste jaren evenwel heeft hun werk zo'n aparte ontwikkeling doorgemaakt, dat het eveneens een aparte waardering verdient. Vergelijkingen tussen het werk van beiden kunnen dat alleen maar bevestigen. De aandacht voor Minnebo in deze kanttekening betekent uiteraard dus geen onderschatting van Monteynes oeuvre.
Hubert Minnebo (Brugge, 1940) is begonnen als schilder. Hij volgde de leergangen aan de Rijksnormaalschool te Gent en behaalde er het diploma van regent in de plastische kunsten. Tijdens een lange vagabondage in het buitenland verbleef hij ook een tijd aan de Académie de la | |
[pagina 106]
| |
Grande Chaumière te Parijs en sedert 1963 is hij leraar aan het Technisch Instituut te Oostende, waar hij woont.
Voor de jaren 60 vertoonde zijn schilderwerk een opvallende tweespalt.
Enerzijds werden de veelvormige geometrische vlakken door dikke omtreklijnen afgezonderd, anderzijds maakte hij de struktuur volkomen ondergeschikt aan een onrustig, smeuïg koloriet, waarvan de scherpe kontrasten het voornaamste kenmerk waren. De meeste vlakverdelingen werden vrij hoekig begrensd. Een voorlopige sintese van deze tegenstellingen bereikte hij in het begin van de jaren 60. De omtreklijnen werden talrijker, maar ook levendiger. Zij begonnen te trillen alsof zij door het licht werden aangevreten; zij zonderden de gedaante of het objekt niet meer af, maar zij zochten een innerlijke struktuur, luisterend nu naar autonome, plastische wetten. Een vergelijking met gebrandschilderde ramen en verre reminiscenties aan L. Feiniger en zelfs L. Hendrinckx lagen voor de hand. Uit deze tijd dateert trouwens een ‘Liggend Naakt’, aangekocht door de Stad Oostende en gekenmerkt door een juiste verhouding der vlakken, een raak aangeven van massa's en volumes, een zoeken naar evenwicht en harmonie, maar vooral toch een gevoelige omtreklijn. Nauwelijks twee jaar later evenwel is deze tekenkunst sterk veranderd. Minnebo is nu bij Octave Landuyt die niet alleen een eerste, duidelijke stempel drukt op Minnebo's ontwikkeling, maar ook op een kleine groep jongeren, met wie Landuyt een aantal eksperimenten zal beginnenGa naar eindnoot(1). Organische strukturen zijn voortaan
De uitstraling van zoveel intens leven (1971) door Hubert Minnebo.
De aarde die toen de hemel raakte (1970) door Hubert Minnebo.
Minnebo's belangrijkste inspiratiebron. Bijna als een etser leert hij nu modelleren en reeds in 1962 poogt hij organische vormen, zoals boomstammen, te verbinden met abstrakte, metalen elementen, die in ritmische geledingen in het hout worden gedreven. De rechtstreekse voortzetting van deze periode is het avontuur van de aluchromieGa naar eindnoot(2), die zowel bij Minnebo als een groep jongeren de voorliefde voor het artisanaat doet ontwaken.
Voor Minnebo is dat een belangrijke fase. Immers, een aantal formele kenmerken uit het latere beeldhouwwerk en de alu-reliefs zijn reeds pikturaal in de aluchromies aanwezig. Dat geldt niet alleen voor de strukturen, maar beslist voor de basiselementen zoals het vierkant, de vierhoek en de cirkel. Toepassingen van aluchromie op kleinere schaal, zoals juwelen en hangers, zijn slechts een intermezzo, hoogstwaarschijnlijk geïnspireerd door Landuyt, die ook als ontwerper van juwelen aandacht verdient. Belangrijker inderdaad zijn de andere toepassingen van de aluchromie en het gemeenschappelijk denken dat eraan ten grondslag ligt. In tegenstelling tot de individuele boodschap van het zelfstandige schilderij, zoeken kunstenaars als Minnebo naar scheppingen van algemene geldigheid, anders nog, naar eigentijdse tekens, monumentaal verantwoord en geïntegreerd in de leef- en woonruimte.
De jonge pikturale techniek der aluchromie biedt daarvoor zeker mogelijkheden.
Na de eerste toepassingGa naar eindnoot(3) door de Limburgse schilder Raf Cleeremans, einde 1961, werd in het begin van het daaropvolgende jaar een grote fries uitgevoerd op een gebouw te Brussel, rue des Fleurs, ontworpen door architekt J.L. Hendrickx van den Bosch. Twee jaar later hadden de aluchromisten, onder wie Landuyt en ook Hugo Claus, reeds verscheidene werken uit- | |
[pagina 107]
| |
gevoerd in samenwerking met bouwmeesters, terwijl ook beeldhouwers zoals Walter De Buck de aluchromie gebruikten voor gepolychromeerde reliëfs. Bij Minnebo was de overgang naar de aluchromie een bijna natuurlijke ontwikkeling dankzij zijn voorliefde voor het artisanaat en zijn integratiedrift. Opvallend is trouwens het aantal tentoonstellingen in ruimten, ingericht
Het wanbedrijf (1970) door Hubert Minnebo.
als toekomstige woonkamers, aangezien de aluchromie zich uitstekend leent tot integratie in de binnenhuisarchitektuur. Niet onbelangrijk voor de verdere ontwikkeling zijn de tema's, vooral in 1965, zoals Maya-kalenders en mandala's, die reeds verwijzen naar de samenwerking met Monteyne.
In de jaren 1963-1965 bereikt Minnebo zeker zijn beste resultaten met de aluchromie, die hij tot omstreeks 1967 geregeld blijft beoefenen, toen de meesten er het penseel bij neergelegd hadden. Inmiddels evenwel had zich ook een ommekeer voorgedaan, die rechtstreeks zou leiden tot de ateliervorming met Monteyne: de niet meer beschilderde alu-reliëfsGa naar eindnoot(4).
Minnebo's eerste alu-reliëf, omstreeks 1965, herinnert nog in vele opzichten aan verscheidene aluchromies. Vooral de ronde vormen overheersen, meestal in tweevoud en bijna als de doorsnede van een geopende, ronde vrucht. Toch zoekt Minnebo terzelfdertijd ook naar ritmische spanningen door middel van in het aluminium gehamerde, halfverheven smalle balken; een ritmiek die weldra wordt overgenomen door de veelvormigheid van vierhoeken, al dan niet gebonden of in samenhang met organischer vormen. De beste resultaten uit die jaren zijn m.i. toch de alu-reliëfs, die waarachtige komposities zijn geworden van massa's en volumes, echte agglomeraties van glooiende, deinende, vibrerende blokken, beheerst geaksentueerd door de uitgeëffende reliëfwerking en in zekere mate nog pikturaal ingevolge de hamerslag op de aldus gemartelde aluminiumplaat, die een verscheidenheid van lichtspelingen toelaat.
Deze ommekeer laat zich door twee drijfveren verklaren: de groepseksperimenten onder leiding van Landuyt enerzijds en de wederzijdse bevruchtende samenwerking met Monteyne anderzijds. Tussen de jaren 1966-1970 heeft deze samenwerking vele, belangrijke opdrachten tot gevolg. Een opsomming zou ons te ver leiden, aangezien er tientallen dekoratieve panelen en alu-reliëfs het gemeenschappelijk atelier verlieten. Zo werden halls en deuren versierd, kolommen bekleed, trapbespiegelingen bedekt, schoorsteenmantels opgesmukt. Daarenboven werden ook vele vrijstaande beelden ontworpen - soms van opvallend grote afmetingen - en gevelkonstrukties werden meestal in opdracht van nijverheidsinstellingen, architekten, handelaars en ondernemingen uitgevoerd.
Maar ofschoon dit artisanaat wordt voortgezet, gaat de belangstellingssfeer weldra andere wegen op. De verloren wastechniek en het brons prikkelen hun belangstelling steeds meer, zodat zij een eigen gieterij inrichten. Meteen is er ook een breuk in de samenwerking en naargelang hun beeldhouwwerken zelfstandiger kunnen worden gewaardeerd, treden ook de eigen stijlkenmerken sterker op de voorgrond. Het ideaal van het gemeenschappelijk artisanaat delft het onderspit voor het persoonlijke artistieke credo. De betrekkelijke anonimiteit van dit artisanaat is weliswaar voorbij, maar de lessen ervan blijven toch hun vruchten afwerpen in de nu autonome kunst van beiden.
In de jongste fase van Minnebo's werk manifesteert zich niet alleen het wezenlijke verschil, maar ook de eigen gerichtheid. Zoals in het begin worden vierkant, vierhoek en cirkel behouden als vormelementen, die als het ware geregeld dialogeren, soms volgens het principe van de integratie in elkaar groeiend, soms volgens het principe van de tegenstelling uit elkaar wijkend. De resultaten zijn meestal idoolachtige, religieuze aanwezigheden, die wijding, introspektie en het ondoordringbare geheim van de materie oproepen en aan de grondslag waarvan een geometrisch beginsel ligt. | |
[pagina 108]
| |
Are You happy? door Hubert Minnebo.
Architektonisch en bijna of volkomen driedimensionaal zijn Minnebo's met vlakken en blokken opgerichte gedenktekens die, in hun beste verwezenlijkingen, nooit in ekspansie verkeren, maar steeds naar hun kern neigend, verbeelding en emoties breidelend, zoekend naar harmonie
Opnleuw zeggen dat het mooi is (1971) door Hubert Minnebo.
en evenwicht in de ruimtelijke vlakvulling. De integratie van het voetstuk, waarop deze beelden zich verheffen, geldt soms als een duidelijke aanwijzing. Gelukkig maar blijft Minnebo steeds ook de ambachtsman, die weet hoe hij deze beperkende, maar moeilijke opgave met rijke ekspressiemiddelen
Een geheel van twee (1972) door Hubert Minnebo.
kan voltooien. Tegenstellingen van ruw en glad of recht en bol, gewilde oksydatie van bepaalde delen of metalen die kleurverschillen veroorzaken, en het polijsten van details die felle aksentueringen toelaten, zijn slechts de opvallendste.
Het komt mij voor, dat de kunst van Minnebo, vooral in haar jongste fase, wordt beheerst door de nogal traditionele beginselen van de dekoratieve vlakvulling, zij het dan in twee of drie dimensies. De voorafgaandelijke ontwerpen en studies voor elk beeld afzonderlijk bewijzen dat ten overvloede.
Minnebo's kunst is alleszins ‘klassieker’ dan men, op het eerste gezicht, zou vermoeden.
Jaak Brouwers |
|