en rijpheid miste. De vele twijfelachtige inzetten, het verwarde van sommige meerstemmige passages zijn daar enkele voorbeelden van. Bij de (vermoeide) knapenstemmen lieten vooral de sopranen het soms afweten en bij het mannenkoor, dat prachtige tenoren bezit, zouden enkele volronde basstemmen zeker welkom zijn.
De zeven solisten van het Pro Cantione Antiqua-ensemble uit Groot-Brittannië verdienen alle lof. Vooral de twee tenoren, die van Monteverdi uiterst virtuoze partijen toebedeeld kregen, met de moeilijkste koloraturen en de meest geraffineerde versieringen, wisten de toehoorders te ontroeren. Ook de twee sopranen en de zeer jonge kontratenor die over een zeldzaam krachtige falsetstem beschikt, toonden ten volle beheersing van hun stem. Eén van beide bassen gaf echter wel soms de indruk eerder Verdi dan wel Monteverdi te vertolken.
Het Collegium Aureum, dat voor de instrumentale begeleiding zorgde, hebben we al meer dan eens beschreven als één der beste Europese ensembles. Ook hier deden ze hun faam alle eer aan, al werden ze soms wel even overstemd door het koor en was de partij van de zo moeilijk te bespelen kornet wel niet foutloos.
De talrijke muziekliefhebbers, die de ruime St.-Walburgakerk volledig vulden, hebben met deze uitvoering tenvolle kunnen genieten van Monteverdi's biddende lofzang tot de ‘beata vergine’ en bedankten dan ook soli, koor en orkest met een staande ovatie.
Met deze perfekt georganiseerde festivalveertiendaagse heeft Brugge, ten overstaan van het eigen publiek en de vele buitenlandse koncertbezoekers, opnieuw zijn faam als kunststad hoog gehouden.
Hendrik Willaert