De mythe Oidipous, voer voor Mulisch.
In het kader van het Holland Festival 1972 werd Oidipous Oidipous van Harry Mulisch opgevoerd door het Amsterdams Toneel, onder regie van Lodewijk de Boer, in dekor en kostuums van Frank Raven en met elektronische muziek gekomponeerd en uitgevoerd door Michel Waisvisz. Het stuk is geënt op twee drama's van Sofokles: Koning Oidipous en Oidipous in Kolonos.
Oidipous als centrale figuur staat in verschillende fasen van zijn leven gelijktijdig op het toneel, ook andere figuren als Jokaste, de moeder, en Laios, de vader, zijn in hun meervoudigheid simultaan aanwezig. De moederfiguur Jokaste is in het stuk duidelijk te kwader trouw: zij weet en doorziet het geheel en laat de vader-zoon affaire, en de moeder-zoon verhouding om zich heen gebeuren. Zij is identiek met de sfinx-figuur die het raadsel kent en er aan ten gronde gaat (vgl. ook: Voer voor psychclogen, Amsterdam 1961, blz. 183 e.v.) De raadsels rond Oidipous, de zoon, en de moord op Laios, de vader, zijn wel niet geensceneerd maar gebeuren met medeweten van de sfinx-moeder, Jokaste en worden gekend door Teiresias (1), de blinde ziener, die de overleefde Oidipous (3) is. Nadat Oidipous (1) zijn rol heeft overgenomen en dus Teiresias (2) is geworden, verschijnt de eerdere Teiresias (1) als de jonge Oidipous (3) en begint alles weer opnieuw.
Het drama van Sofokles, de mythe rond Oidipous heeft alles te maken met Mulisch en men zou, zoals boven is aangegeven, het kunnen vergelijken met ‘Zelfportret met Tulband’ uit Voer voor psychologen. Daar staat op blz. 91: ‘Wie schrijft, krijgt op allerlei manieren te maken met de tijd’. Die meervoudigheid van tijd, toegepast 11 jaar geleden in die ‘studie in autobiografie’, berustend op een werkhypothese: ‘Wie lang genoeg aan zijn leven heeft gesnuffeld, die ruikt tenslotte een dag, die steeds terugkomt’, vindt in Oidipous Oidipous een teatrale uitwerking, waarin ook de verhouding: dubieuze sfynx-moeder - raadselachtige zoon - vermoorde vader centraal staat.
Over het stuk zullen en kunnen nog vele beschouwingen en interpretaties gegeven worden, (zie in dit nummer de interpretatie van Hanneke Paardekoopervan Buuren, blz. 94 e.v.) maar als toneelkronikeur ben je op de eerste plaats toeschouwer en geef je je rekenschap van het overkomen in de zaal.
Nu moet ik zeggen dat de voorstelling me bijzonder geboeid heeft. Ik bezocht de laatste (12e) opvoering in Amsterdam 29 juni jl. Mijn verwachtingen waren niet zo hoog gestemd, gezien de reakties in de vaderlandse pers. Misschien zijn premières, van waaruit de meeste kritici schrijven, geen optimale voorstellingen, maar van deze uitvoering moet ik zeggen dat ze alleszins acceptabel was, ofschoon de jonge Oidipous (2) van Joost Prinsen mij wat potsierlijk aandeed en de huwbare Oidipous (1, in leeftijd nr. 2) van Siem Vroom, zeker in het begin me niet overtuigde. Maar zowel Guus Hermus, Ank van der Moer als Ellen Vogel, respektievelijk Teiresias (1), Jokaste (1) en Jokaste (2) bereikten een zeer goed niveau en ook Gerard Hartkamp als Laios bracht een ekspressieve kreatie. Indrukwekkend was ook de Pythia-fi-