renommeerde biënnale plaatsvond. Zes dagen lang lezingen en besprekingen, geleid door specialisten uit de vier windstreken, een gedachtenwisseling die bijzonder interessant was en dit jaar toegespitst op de illustratie en het grafisme van het boek.
Daaraan gekoppeld een wondermooi gemonteerde ekspositie van de inzendingen op dit gebied uit 43 landen, een fraai geïllustreerde katalogus van 1050 nummers. Belangrijk initiatief, omdat vooral bij deze gelegenheid de hele en vrij aparte wereld van de landen van Oost-Europa opengaat en wel in een domein, de grafische kunst, die in deze landen reeds een grote traditie achter de rug heeft en zich blijkbaar verheugen kan in zowel officiële als partikuliere belangstelling van overheid, uitgevers, musea en privéverzamelingen. De mooiste, onvergetelijke boekomslagen uit Japan, Cuba, Polen, Finland en andere landen getuigden hier van bijzonder groot talent. Er waren op deze tentoonstelling drie Belgische kunstenaars met hun werk aanwezig: Josse Goffin uit Brussel met boekillustraties en typografische werken; Hugoké uit Brussel met boekillustraties en omslagen voor werken van Ruyslinck, Claus en Balzac en Jean-Jacques de Grave met de xylografische cyklus van zes bladen ‘Homo sapiens’. Uit Nederland zagen wij er typografisch werk van Ben Bos, de reeds bekende kinderboekjes van Dick Bruna, typografisch verzorgde kunstkatalogussen van Wim Crouwel en door Friso Henstra en Brenno Wissing geïllustreerde boeken. Kwantitatief beslist in de minderheid in vergelijking met andere ook kleine landen, konden al deze werken niettemin gerust kwalitatief opwegen bij heel wat van hetgeen andere landen naar de Moravische stad gestuurd hadden. Voor zover al dit werk figuratief bleef (en dat was het in grote meerderheid, omdat deze grafische kunst hier een wel degelijk narratieve of publicitaire funktie te vervullen had) konden wij merken dat het aankleden of illustreren van teksten uit de klassieke literatuur nog altijd voor vele kunstenaars een aantrekkelijke opdracht lijkt, waarbij dan vooral een
klassieke vormgeving van boekomslag en titelpagina, van typografie en bladschikking de voorkeur krijgt.
Antieke literatuur, sprookjes die in alle taalgebieden bekend zijn, verhalen die het in verschillende versies doen en van taal tot taal doorgegeven werden en dan vanzelfsprekend de moderne letterkunde van Goethe tot Grass blijken een niet te stuiten inspiratiebron te blijven vormen voor de grafische kunstenaars. De Biënnale van Brno heeft dit nu al voor de vijfde keer aangetoond met een telkens licht varierende tematiek die niettemin steeds binnen de grafische kunst thuishoort. Terloops dient even opgemerkt te worden dat in Tsjecho-Slowakije, zoals in alle Oosteuropese landen, de grafische kunst bijzonder gewaardeerd wordt. Trouwens, tentoonstellingen van Tsjechische of Poolse affiches bijv. zijn in het westen al geëksposeerd en kenden er een weergaloos sukses. Zouden er in deze landen voor zulke kunstenaars meer kansen of opdrachten weggelegd worden? Of moeten wij de uitleg zoeken in hetgeen de Slavische ziel genoemd wordt en wellicht bereidwilliger luistert naar ook getekende verhalen? Ongetwijfeld spelen ook het sociale leven en de politiek hier een rol. Affiches, mooi geschreven teksten, folders voor een of ander politiek doel (in deze landen uiteraard maar één doel) hebben ook al sinds jaren een rol gehad in het volksleven en in het artistieke gebeuren. Dat Masereel bijv. met zijn pacifistische bladen sinds jaar en dag in deze landen bijzonder gewaardeerd wordt is in deze zin ook wel betekenisvol.
In Het Sterckshof, het bijzonder mooie en even aktieve Antwerpse Provinciaal Museum voor Kunstambachten, vond eveneens deze zomer een buitengewoon interessante tentoonstelling plaats Lithografie 1800-1950. Kunst en Techniek. Deze tentoonstelling wordt ook nog in de Koninklijke Biblioteek te Brussel getoond (van 14 oktober tot 18 november 1972). Naast de tentoonstelling zelf was daar, en dat is beslist het onderstrepen waard, een litografisch atelier ingericht, waardoor de ekspositie niet alleen een artistieke, maar ook een kunsthistorische en pedagogische waarde kreeg. Een puik verzorgde katalogus zorgt tenslotte voor de nawerking van deze gebeurtenis en blijft een voornaam dokument.
Aanleiding tot deze tentoonstelling was het feit dat tweehonderd jaar geleden te Praag Aloïs Senefelder geboren werd, de man die in de geschiedenis bekend staat als de uitvinder van de steendruk. Deze jurist, die ook toneelspeler was en auteur van verschillende toneelstukken, ging op een bepaald moment zelf aan het zoeken hoe hij zijn eigen toneelstukken zou kunnen drukken. Hij wou eerst zijn teksten door een schrijver op koper laten etsen, maar toen hij dit niet betalen kon, ging hij zelf aan het eksperimenteren op de platte Kellheimersteen, waarin hij ging etsen. Hij vond bovendien een vrij rudimentair systeem uit, wat later de inktrol geworden is en we kunnen stellen dat