Ons Erfdeel. Jaargang 15
(1972)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHeilig schorem.Telkens weer als ik een boek van hem lees, verbaas ik mij erover dat een zo talentvol schrijver als Harry Platteel een zo geringe algemene bekendheid geniet. Zijn debuutroman De koele gedachten verscheen in 1962 bij de Wereldbibliotheek, maar toen in 1966 zijn tweede roman, Met Marga? misschien bij Manteau uitkwam, werd dit boek opnieuw als een debuut beschouwd. Naar verder uit de (niet altijd volledige) dokumentatie van het Letterkundig Museum in Den Haag blijkt, werd ook in besprekingen van De Maniak (1967) en Ik ben een hand (1968), eveneens bij Manteau verschenen, zelden een verband met eerder verschenen werk van Platteel gelegd. Voor mij staat in elk geval één ding vast, nl. dat deze vier romans meer aandacht hadden verdiend dan ze gekregen hebben. Platteels onlangs verschenen vijfde roman, Heilig schorem, die ik als zijn best geslaagde boek beschouw, sterkt mij in de overtuiging dat deze schrijver de aandacht van lezers en kritici meer dan waard is en als het schrijven van een bespreking voor mij ooit de bedoeling had om tot lezen op te wekken, dan nu!
Bij weinig auteurs is de vergelijking met eerder verschenen werk zo interessant als bij Harry Platteel. In zijn eerste drie romans hield hij zich aan een ongeveer gelijk schema van tematiek, milieu en personages. De hoofdpersoon was steeds een vrij slappe, futloze jongeman, die met een doorzichtig airtje van superioriteit door het leven ging, maar op beslissende momenten zijn lot niet in zijn eigen handen kon of wilde nemen. Als vrouwelijke tegenspelers waren er de partners in een mislukt huwelijk (dat in De koele gedachten dat huwelijk nog net niet gesloten wordt, doet in dit verband niet wezenlijk ter zake) en daarnaast de ideale, maar onbereikbare vrouw en eventueel nog wat oppervlakkige kontakten. Uit de verwarring van al deze relaties kwam de mannelijke hoofdpersoon als een steeds meer op zichzelf teruggeworpen en vereenzaamde figuur naar voren; hij werd min of meer tot slachtoffer van de omstandigheden. In zijn voorlaatste roman, Ik ben een hand, was de hoofdpersoon een meisje, dat weliswaar in haar liefdesverwachtingen gefrustreerd werd, maar aan wie de schrijver een vluchtweg bood in haar ongeremde fantasie, waardoor zij niet werkelijk tot slachtoffer werd. In Heilig schorem heeft deze ontwikkeling zich voortgezet; we treffen er liefdessituaties in aan, die herinneringen aan Platteels eerste romans oproepen, maar er is geen sprake meer van, dat wie dan ook daar het slachtoffer van zou worden. De personages zijn weerbaar geworden en houden hun | |
[pagina 107]
| |
liefdesverhoudingen stevig onder kontrole. Voor wat het milieu betreft, toont Heilig schorem de meeste overeenkomst met de twee eerste romans. In die beide gevallen werkte de hoofdpersoon in een warenhuis, waarvan de vader van zijn (toekomstige) echtgenote eigenaar was. Heilig schorem gaat nu over het personeel van zo'n warenhuis, maar wat in de eerste romans als sfeertekening en dekor diende, is nu de hoofdzaak geworden. Wat achtergrond was, is in Platteels nieuwe roman op een haast beangstigende wijze op de voorgrond getreden, waarbij veel van wat doorgaans in duister gehuld blijft, op een verrassende wijze in het daglicht komt. Van liefdesproblemen is het aksent verschoven naar karrière- en andere zakelijke problemen en waar bijv. in De koele gedachten de personages als intriganten nog min of meer aan elkaar gewaagd waren en aan het eind altans eerlijk tegenover elkaar komen te staan, worden we nu gekonfronteerd met een intrigeren op leven en dood (er wordt inderdaad ook een moord gepleegd) onder het personeel, dat in een genadeloze nek-aan-nek-race zich van de beste plaatsen tracht te verzekeren. Zij zijn het ‘heilig schorem’, d.w.z. ‘heilig’ om de offers van menselijkheid en waardigheid, die zij bereid zijn als martelaren voor het geloof in hun karrière te brengen en ‘schorem’ op grond van hun mentaliteit van onverschilligheid en meedogenloosheid. De ‘koele gedachten’ zijn bepaald boosaardig geworden! Integere personen zal men in de sfeer van dit warenhuis, op een enkele ondergeschikte figuur na, niet vinden. Ieder probeert op slinkse wijze vooruit te komen, niet door eigen verdienste, maar door andermans verdienste als eigen prestatie naar voren te brengen of, vaker nog, eenvoudigweg door de anderen in diskrediet te brengen. Eén typerend geval wil ik hier vermelden. De assistent-inkoper Restu heeft een verhouding met mevrouw Fina, hoofd van de afdeling dameskonfektie, zodat hij waardevolle adviezen voor zijn inkopen kan loskrijgen. Hij ‘bedriegt’ haar echter met een verkoopster, wat haar prompt bericht wordt door Restu's kollega Top, de meest systematische karrièremaker van allemaal, die tuis zelfs in een boek met allerlei schema's een overzichtelijke planning van zijn loopbaan bijhoudt. Fina neemt wraak, door niet in te grijpen als Restu een partij suède jasjes voor een veel te hoge prijs inkoopt. Als de jasjes zijn aangekomen, haalt ze Top erbij om de zaak aan het rollen te brengen en zo zelf verder buiten schot te blijven. Nu ziet Top zijn kans schoon; terloops maakt hij zijn en Restu's direkte chef op de partij opmerkzaam, waarop Restu gesommeerd wordt, de jasjes terug te zenden en bij de fabrikant onmiddellijk een kredietnota voor het betaalde bedrag te gaan halen. Als Restu vertrokken is, belt Top de fabrikant op. Deze maakt zijn verontschuldigingen, maar krijgt de opdracht, de kreditnota aan Restu te weigeren. Top speelt de hoge funktionaris, die vindt dat de blunderende assistent-inkoper een lesje verdiend heeft; hijzelf zal de kreditnota later op de dag wel even ophalen. Restu keert dus onverrichterzake terug en heeft zich daarmee voorgoed geblameerd.
Nu krijgt Top van zijn chef dezelfde opdracht en kijk, wat Restu niet gelukt was, brengt hij nu in een handomdraai voor elkaar. Het aardige van dit geval is nog, dat de fabrikant heel goed door heeft, dat het hier om een vies zaakje gaat, maar dat hij daarop reageert met Top als relatiegeschenk een dure suède mantel aan te bieden. Want iemand die zo glad is, heeft toekomst! 's Avonds kan Top dan met een tevreden gezicht de naam Restu in zijn boek doorstrepen...
Ook op het gebied van de liefde zijn de onderlinge verhoudingen in deze roman het best als meedogenloos te typeren. De vertrouwde types uit Platteels eerste romans komen er nog wel in voor, maar ze zijn ten opzichte van elkaar in belangrijkheid van plaats verwisseld. Nicole is het meisje van Top, maar ze wordt door hem opzij geschoven voor het nichtje van een der direkteuren. Zij wordt nu het type van de ideale maar onbereikbare vrouw, want Top blijft haar verkiezen boven het nichtje, al is zij door zijn eigen karrièreplanning voor hem onbereikbaar geworden. Nicole gaat vervolgens een verhouding aan met Addy Iks, de troonopvolger van het bedrijf, die op zijn beurt weer het type is van de slappe mannelijke hoofdpersoon uit de vroegere romans, en ten opzichte van wie Nicole door haar gebrek aan werkelijke liefde vermoedelijk de rol van de niet-ideale echtgenote zal gaan vervullen. Dat de figuur van Addy Iks in déze roman nauwelijks een funktie heeft, is overigens geheel in overeenstemming met de hiervoor gesignaleerde voorgrond - achtergrondverwisseling. De getrouwde mannen gedragen zich ten opzichte van hun echtgenoten precies volgens het beeld dat de lezer ook van hun zakelijke mentaliteit heeft. De onbekwame, bangelijke direkteur Fister bedriegt zijn vrouw in dezelfde geest; zijn broer, op wie niemand vat heeft, leeft ook tuis op een eigen verdieping en de bedrijfsleider Gnoom bejegent zijn vrouw als de fielt die hij in | |
[pagina 108]
| |
werkelijkheid is: ‘Je hebt net je hele binnenboeltje weg laten halen dus je kan niet eens meer kinderen krijgen dus je bent niet eens meer een vrouw. Wat wil jij praten over mijn gezondheid.’
Wat Platteels roman een ekstra beklemmend aksent geeft, is het feit, dat de hardheid en meedogenloosheid van zijn personages niet louter funktioneel is, niet uitsluitend in dienst staat van hun karrièremaken. Men licht ook met genoegen mensen een beentje, die niet eens konkurrenten zijn, want ‘het vallen van een employé (was) voor hem als het vallen van een ster voor een ander: het betekent geluk en je mag een wens doen’. En ook waar het de liefde betreft, heerst liefdeloosheid algemeen en niet alleen daar, waar de karrière in gevaar komt. Er spreekt uit het boek een wantrouwen tegen de liefde als zodanig, wat bijv. blijkt uit het verhaal van een echtpaar, dat terloops wordt verteld: ‘In het zomerhuisje gebruikten ze een po, omdat de W.C. bij de sloot stond. Vader kwam met de thee en zag bloed. Schrok. Was als de dood voor ziekte. Maar moeder zei dat het van haar was, ze had de laatste weken bloed in haar urine, maar ze had dat niet verteld om hem niet ongerust te maken. Ze stelde hem daarmee gerust en hij zei opgelucht: o, Ik schrok al.’ Tot in de kleinste finesses tekent Platteel door het hele boek heen de karakters van zijn personages, waarbij hij het aan de lezer zelf overlaat, zijn konklusies te trekken. Nooit klaagt hij aan; hij konstateert alleen, maar met een meedogenloosheid waarin hij voor zijn personages niet onderdoet. Hoe onopvallend zijn karaktertekening kan zijn, blijkt wanneer we twee op zichzelf staande gebeurtenissen met elkaar in verband brengen. Op blz. 12 bezoekt Gnoom een hoer, die deze opmerking over een klant tegen hem maakt: ‘Hij droeg een bril maar daar zei ik niets van want het is altijd vervelend als je ogen slechter worden. Op blz. 95 lezen we hoe de direkteur Martense, na een aanvankelijk vriendelijk verlopend gesprekje, een argeloze verkoopster op een door hem uitgelokte vraag te verstaan geeft dat een bril haar afschuwelijk staat. Geraffineerd is ook de konklusie, die Platteel de lezer aan het eind van het boek op onopvallende wijze meegeeft. Gnoom heeft met van de zaak meegenomen rattenvergif de oude heer Iks, de eigenaar van het bedrijf, vermoord. Hij heeft echter in tegenwoordigheid van de elektricien Flier, die Gnoom voortdurend brutallseert en van al zijn wandaden op de hoogte blijkt, belangstelling voor het vergif getoond en tijdens de begrafenis heeft Flier al iets van een vermoeden laten doorschemeren. De dag daarna is Gnoom zo dom om het restant van het vergif in een akwarium met ‘troeteldieren van Flier’ te gieten. Het is echter aan de lezer, of hij hieruit wil opmaken dat Gnoom nu zijn eigen vonnis getekend heeft. Het knappe van Platteels roman bestaat hierin, dat hij bijna driehonderd bladzijden lang op een haast afzijdige manier weet te vertellen, zonder de lezer ook maar een ogenblik van verslapte aandacht toe te staan. In snel tempo wikkelt hij de ene intrige na de andere af, waarbij hij nog kans ziet, naar een klimaks toe te werken. In Heilig Schorem, dat ik als zijn beste roman beschouw, toont Harry Platteel zich een ware meester van de intrige en een evenwichtig en buitengewoon boeiend verteller. Als de ontwikkeling van zijn schrijverschap zich op dezelfde wijze blijft voortzetten, zal hij zich zonder twijfel een plaats veroveren tussen de met algemene erkenning en waardering gehonoreerde auteurs van onze tijd. Henk BuurmanGa naar eindnoot(1) |
|