Ons Erfdeel. Jaargang 15
(1972)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taaltoestand in frans-vlaanderen - 2
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De historische evolutie.De basispunten die zullen dienen om de vergelijking op te stellen zijn de volgende:
a. de kaart van M. Bocave in De Coussemaker E., Délimitation du flamand et du français dans le Nord de la France, Duinkerke, Kien, 1857, uittreksel uit de Annales du Comité Flamand de France, III; (Kaart I);
b. de kaart van J.C.E. Henry in Kurth G., La Frontière linguistique en Belgique et dans le Nord de la France, Carte explicative, Brussel, Société Belge de Librairie, 1900; (Kaart II);
c. de kaart van V. Celen in Celen V., Fransch-Vlaanderen, Letterkundige Betrekkingen met Vlaanderen, Herleving van het Nationaliteitsgevoel, met een taalgrenskaart, Antwerpen, De Sikkel, 1933; (Kaart III); | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart I: ‘Frans-Vlaanderen: Taalkaart 1856’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d. de kaart die verschenen is in ons vorig artikel; (hier Kaart IV).
Wij tekenen hierbij aan dat Kaart I dateert van 1856 en Kaart III van 1932Ga naar eindnoot(1.), en dat als basis zal dienen de kaart met de geografische begrenzing der dorpen, waarop dan de gegevens van Bocave, KurthGa naar eindnoot(2.) en Celen zijn overgebracht.
Een eerste vaststelling bij de vergelijking is dat er in 1971 geen dorpen meer zijn waar uitsluitend Vlaams wordt gepraat, daar waar tot 1932 dit wel het geval scheen te zijn. Zelfs indien men een gemeente met een hoog procent Vlaamssprekenden zou beschouwen als een eentalig Vlaams dorp - wat Bocave, Kurth en Celen misschien wel hebben gedaan - dan nog stelt men vast dat het aantal gemeenten met dergelijke procenten - boven de 80% - buitengewoon zeldzaam zijn. Dit is een eerste en zeer duidelijke aanwijzing. Indien wij nu de streken afzonderlijk behandelen, zijn de vaststellingen wel van diverse aard. Voor wat de zuiderstrook betreft is er eigenlijk sedert 1856 heel weinig veranderd. De eentalig Franssprekende groep van het zuiden heeft er praktisch sedert ruim een eeuw niets bijgewonnen. Met de westerstrook is het anders gesteld. In 1856 waren nog de meeste dorpen tweetalig Frans, het Vlaams was er nog niet volledig in de verdrukking. Nu echter is daar van onze taal niets of bijna niets meer te bespeuren. Sedert 1900 ongeveer moet in het westen het Frans het Vlaams hebben overrompeld.
De kuststrook in het noorden is nu volledig verfranst en zelfs tamelijk diep naar het binnenland toe. In 1932 was die zone nog tweetalig Frans; in 1900 ook, met uitzondering van de noord-west-hoek; en bij Bocave (1856) zijn er slechts drie eentalig Franse dorpen (Gravelines, Dunkerque en Coudekerque-Branche); de daartussenliggende gemeenten zijn tweetalig. Hier noteren we een volledige verfransing van de kust, een verfransing die ook het binnenland aanvreet en die, vergeleken met het zuiden en het westen, veel sneller is gegaan. Immers, reeds in 1856 was het zuiden eentalig Frans, nu is daar weinig veranderd aan de geografische uitbreiding van die franssprekende zone.
Voor wat het centrale blok betreft noteerden we reeds de afwezigheid of het ontbreken van eentalig Vlaamssprekende dorpen. Verder is het zo dat door de evolutie de gemeenten aan de N.-W.-zijde en aan de Z.-W.-kant tweetalig Frans zijn geworden. Wij noteren ook dat dit gebeurt, vooral in het zuiden, rond de stedelijke centra van Cassel, Hazebrouck en Steenvoorde. Waarschijnlijk hebben wij hier te doen met de uitlopers van de verfransende tendens in de randgebieden die we zojuist hebben behandeld.
In het kort kunnen wij zeggen:
1. de eentalig Franse zone in het zuiden heeft niets bijgewonnen;
2. de weststrook is, het noordelijke deel uitgezonderd, nu volledig Frans: het verfranste gebied is echter geografisch niet toegenomen;
3. in het noorden is de totale en kwantitatief belangrijke verfransing er des te groter en vlugger;
4. de bovenvermelde gebieden uitgezonderd is het zuidelijk tweetalig Vlaamse gebied op de linkerzijde van de kaart van Bocave (Kaart I) nu tweetalig Frans geworden; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. in het noorden, onder de kuststreek, is de eentalig Vlaamse groep nu ook tweetalig Vlaams geworden; 6. er zijn geen eentalig Vlaamse dorpen meer. Na deze korte vergelijking is het niet moeilijk om te besluiten dat er werkelijk regressie is van het Vlaams, zeker sedert 1856, en ook wanneer men de huidige situatie vergelijkt met deze van 1900 en van 1932. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Bevolkingscijfer en taal.Wanneer men een vergelijking maakt tussen het bevolkingscijfer van de gemeenten en het procent Vlaamssprekenden, stelt men een eigenaardige korrelatie vast. Hier volgen de cijfers voor de 40 dorpen waarvan sprake in ons vorig artikel: de cijfers rechts duiden op het procent Vlaamssprekenden. Onder (a) zijn telkens de dorpen gebracht die niet aan speciale invloeden bloot staan; onder (b) vindt men de gemeenten die tot de zelfde bevolkingsklasse behoren maar om de een of de andere reden een verklaring kennen voor het abnormaal hoog of laag procent Vlaamssprekenden in de reeks.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij merken dus heel duidelijk dat naarmate het bevolkingscijfer stijgt het gemiddeld procent Vlaamssprekenden daalt. De stedelijke bevolking is meer geneigd
naar het Frans over te gaan en in de landelijke dorpen handhaaft het Vlaams zich dus beter. Deze vaststellingen hebben het ons ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogelijk gemaakt een kleine grafiek op te stellen. Men vindt op de onderste kromme de grafische voorstelling van de hierboven besproken fenomenen in verband met bevolkingscijfer en procent Vlaamssprekenden. De bovenste kromme geeft ook voor de zelfde parameters het gemiddeld maksimum Vlaamssprekenden aan: men ziet dat de twee krommen een en de zelfde trend duidelijk voorstellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. De oorzaken van de verfransing.Na de vergelijking van enkele op elkaar volgende toestanden uit het verleden met de huidige situatie en na het vaststellen van de zojuist beschreven trend, scheen het ons belangrijk te zoeken naar de werkelijke oorzaken van de regressie.
Deleu en Niessen spraken in 1968 nog van 120.000 Vlaamssprekenden: ‘Wanneer men hierbij de Nederlandssprekenden verspreid over het verfranste gebied voegt, dan komt men vrij gemakkelijk tot het cijfer 150.000’Ga naar eindnoot(3.). Volgens onze benaderingen zou dit getal - de Vlaamssprekenden in Frans-Vlaanderen alleen - nu kunnen liggen tussen 70.000 en 110.000. De marge is zeer groot, maar het is o.i. heel gewaagd precieze cijfers te willen opgeven wanneer men geen telling kan uitvoeren.
De Frans-Vlaming Jacques Fermaut beweert terecht dat: ‘Trois cents ans nous avons vécu séparés. Trois cents ans nous nous sommes tournés, de gré ou de force, vers le sud pendant que vous vous tourniez vers le nord...’Ga naar eindnoot(4.). Hiermee doelt de schrijver op de late aanpak van de integratie van Frans-Vlaanderen in een kultuur van de Nederlanden. Volgens hem is dit een belangrijke oorzaak van de regressie van het Vlaams in Frankrijk.
Volgens Prof. Dr. W. Pee zouden de oorlogsjaren 1914-18 zeer voordelig zijn geweest voor de landbouwers uit Frans-Vlaanderen. Zij verkeerden in de mogelijkheid hun kinderen naar Franse kostscholen te sturen vanwaar zij dan volledig verfranst terugkwamen, en tevens aldus Prof. Pee, opgesmukt met een superioriteitsgevoel t.o.v. het Vlaams dialekt. Zij zouden o.a. aanleiding hebben gegeven tot het prediken in het FransGa naar eindnoot(5.). Aangezien wij de oorlogsjaren niet hebben gekend en de sociale toestanden van de landbouwers na W.O. I niet hebben kunnen nagaan, kunnen wij zeker dit argument van Prof. Pee niet loochenen. Indien het werkelijk zo is dat heel veel landbouwers hun kinderen konden laten studeren in Franse scholen, dan nog kunnen wij bezwaarlijk aannemen dat dit een reden zou zijn die aan de werkelijke basis zou liggen van de verfransing: de Franse invloed van het onderwijs situeert zich, naar onze mening, veel later.
De zelfde auteur haalt dan nog een gesprek aan dat hij heeft gehad met Kan. Verdonck. Deze laatste verklaart de achteruitgang van het Vlaams door de ontscheping van de gealliëerden in Normandië en de Duitse weerstand gedurende meerdere maanden in de streek rond Dunkerque. Duizenden zouden de toen reeds totaal verfranste stad hebben verlaten om naar het binnenland te trekken. Omdat zij geen Vlaams konden spreken en het binnenland tweetalig was, begon men overal in het Frans te prediken en werd de verfransing een realiteitGa naar eindnoot(6.).
De drie aangehaalde punten van J. Fermaut, Prof. W. Pee en Kan. Verdonck wil- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart II: ‘Frans-Vlaanderen: Taalkaart 1900’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len wij niet als zodanig verwerpen, maar er toch de nadruk op leggen dat deze feiten eerder van sekundaire aard zijn om de verfransing van de Westhoek te verklaren. Zij kunnen een rol hebben gespeeld, want er zijn waarschijnlijk verschillende oorzaken die aanleiding hebben gegeven tot de verfransing, maar deze drie zouden wij willen beschouwen als van tweede rang, hoewel niet onbelangrijk. Naar onze mening, en vooral steunend op de konkrete gegevens van ons onderzoek, zijn er drie heel belangrijke redenen waarop wij de aandacht zouden willen vestigen.
Vooraf stellen wij op de voorgrond dat het heel moeilijk valt voor een taalgemeenschap haar eigen taal te bewaren indien ze moet leven in een land waarvan de officiële taal niet de hare is. Dit is duidelijk de toestand waarin de Frans-Vlamingen verkeren, die verdrukt zijn in de periferie van Frankrijk. Deze situatie halen wij op zich niet aan als specifieke reden voor de regressie van het Vlaams, maar toch willen wij dat zij niet uit oog wordt verloren omdat ze ons van algemeen belang schijnt te zijn voor de achteruitgang.
De eerste belangrijke oorzaak lijkt ons te zijn dat het onderwijs in Frankrijk tot voor kort praktisch geen enkel kontakt had met het Nederlands. Nu nog leren bijna alle kinderen enkel Frans en krijgen ze zelfs geen katechismus meer in het Vlaams, zoals dat vroeger wel het geval was. Het Franse centraliserende apparaat laat zich hier duidelijk kennen: alles gebeurt naar het model van wat in Parijs geschiedt. Die jakobijnse centraliserende geest van Parijs en haar regering is niet nieuw. Steeds heeft Frankrijk gestreden tegen de dialekten onder het voorwendsel de nationale eenheid te willen beschermen. Neem er dan nog de legerdienst bij die meestal wordt doorgebracht ver van Frans-Vlaanderen in gebieden waar men amper het bestaan van zoiets als Vlaams of Nederlands vermoedt, en men ziet dat aan de jeugd, tot rond zijn twintigste jaar, alle kontakt is ontzegd met het Vlaams en het Nederlands, tenzij de persoon in kwestie stamt uit een echt Vlaamssprekend gezin. Maar dan nog hebben de ouders vaak schrik Vlaams te praten, want dan lopen hun kinderen het risiko niet voldoende Frans te kennen en niet in staat te zijn het programma te volgen op de Franse school. Deze opmerkingen werden ons meerdere malen gemaakt door Frans-Vlamingen die goed Nederlands praatten en zelfs vooraanstaande posities bekleedden in bepaalde steden en gemeenten.
De tweede hoofdreden is voor ons de geweldige uitbreiding van de industrialisatie rond Dunkerque. Deze ekonomische uitbreiding draagt haar sporen tot diep in het binnenland. Het machtige kompleks van ekonomie, administratie en winstbejag kent alleen Frans. Vele jonge gezinnen uit het binnenland trekken naar het noorden omwille van de goede werkgelegenheden en het beschikbaar zijn van nieuwe woningen. Vandaar de totale verfransing van die kustzone. Verder zijn de transportmiddelen nu ook van die aard dat in het binnenland wonende arbeiders gemakkelijk het industriegebied kunnen bereiken; daar spreken ze liefst geen Vlaams... Meerdere mensen uit de streek van Dunkerque vertelden ons geen Vlaams of zelfs Nederlands te durven praten in vele milieus uit vrees uitge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart III: ‘Frans-Vlaanderen Taalkaart 1932’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maakt te worden voor ‘boche du Nord’. Industrie, staatskontrole in alle aangelegenheden, publiciteit, vakbonden en arbeidsverenigingen verstikken er het Vlaams dat slechts in enkele Franse uitdrukkingen nog leeft en bij enkele zeldzame personen.
De laatste en volgens ons ook zeer belangrijke reden is deze van de bevolkingseksplosie in Frans-Vlaanderen. Prof. W. Pee haalde dit reeds aan in bovenvermeld artikel. Bij een vergelijking van de bevolkingscijfers van 1936 en 1968 van alle tweetalige gemeenten komt hij tot de vaststelling dat het verschil slechts 13.124 inwoners bedraagt. Maar er is meer: ‘Ce sont donc les villes et les communes industrielles situées aux abords des villes et complètement francisées qui ont vu leur population accrue. Toutes les communes agricoles sont en recul.’Ga naar eindnoot(7.)
Nu zijn de cijfers nog veel duidelijker en veel sprekender. De door Prof. Pee vastgestelde trend zet zich verder: in de steden, in de centra en vooral rond Dunkerque groelt de bevolking vlug aan. Ter illustratie enkele voorbeelden (afgeronde cijfers):
Het is dus duidelijk dat de stedelijke bevolking toeneemt en de landelijke bevolking afneemt of gelijk blijft. Men weet dan al dat in de dicht bevolkte gebieden van Dunkerque en omstreken het Frans op de eerste plaats komt, en dat de andere steden administratief en pedagogisch op het voorplan staan bij de ontwikkeling van het Frans, men vindt er hoge percentages Franssprekenden en een grote bevolkingsuitbreiding: het is dan ook logisch dat de omliggende Vlaamse dorpen een gemakkelijke prooi worden van het Frans. Zo wordt het Vlaams dan ook kwantitatief minder belangrijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Konklusies.Het werd eerder reeds gezegd, de grensstreken van Frans-Vlaanderen, behalve de oostzijde, zijn zo goed als Frans. De kust is door de uitbreiding van de industriezone en wellicht ook door het groeiend toerisme volledig Franssprekend geworden. Langzaam worden ook de kleine dorpen rond Dunkerque opgeslorpt in die Franssprekende zone. De west- en zuiderstroken weerstaan moeilijk aan de Franse invloed van Artois en van over de Leie. Zodoende schuift de taalgrens hier op.
Voor wat de grote centra betreft, Cassel en Hazebrouck verfransen tamelijk vlug. Dit is ook het geval voor Steenvoorde en Hondschoote, niettegenstaande de onmiddellijke nabijheid van de Belgische grens. Bailleul, Wormhoudt en Bergues handhaven zich beter, ten minste gezien t.o.v. de andere steden.
Het platteland biedt het best weerstand aan de verfransing, waarschijnlijk door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart IV: ‘Frans-Vlaanderen Taalkaart 1971’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het feit dat die gemeenten iets meer afgelegen zijn van elkaar en van de steden en dat de maatschappij er meer gesloten is. Toch vertoont ook het platteland in het algemeen tekenen van een langzame maar zekere verfransing. De regressie is dus algemeen.
Wij menen dat het ook onze taak is als onderzoeker nu de nodige lessen te trekken uit deze globale resultaten. De Nederlandse taal en kultuur zijn niet dood in Frans-Vlaanderen, maar zij worden sterk op de proef gesteld. Het heeft o.i. niet de minste zin aan de Frans-Vlamingen, die toch Fransen zijn, onze taal op te dringen. Elk taalfanatisme in die zin is uit den boze. Wel is het de taak van de Vlaming en van de Nederlander het rijk kultuurpatrimonium te bewaren dat Frans-Vlaanderen nu nog kent. Naar onze mening bestaat dit zware maar te verwezenlijken programma uit vier essentiële punten.
Allereerst moeten de biezonder sappige en pittige Frans-Vlaamse dialekten op een of andere manier geïntegreerd met de andere Vlaamse dialekten het voorwerp uitmaken van een degelijke studie om ze te bewaren en vast te leggen. Wij loven hier de initiatieven van het Seminarie voor Vlaamse Dialektologie aan de Rijksuniversiteit te Gent waar, onder leiding van de Professoren Pee en Van Acker, met dit werk sedert enkele jaren werd begonnen. Wij denken hier ook aan interessante rubrieken van C. Moeyaert die in Ons Erfdeel verschijnen onder de titel Frans-Vlaamse taaltuin.
Het tweede punt van dit programma is het steunen en helpen uitbouwen van het Nederlands onderwijsnet in Frans-Vlaanderen. Dit hoeft niet enkel uit louter sentimentele maar ook uit Europese motieven te gebeuren die de Nederlandse gemeenschap enkel ten goede kunnen komen. Ten derde, de wens voortdurend toenadering te zoeken tussen Frans-Vlamingen, Vlamingen en Nederlanders op sociaal, kultureel en ekonomisch vlak. Dit ook zal de volledige Nederlandstalige kultuurgemeenschap in haar eenheid verstevigen. Op de laatste Frans-Vlaamse Kultuurdag te Waregem werden in verband met dit tweede en derde punt interessante voorstellen gedaan en werd hoopgevend nieuws naar voren gebracht gedurende het paneelgesprek in de namiddag. En ten slotte zouden wij als laatste opdracht willen stellen: de personen te steunen die in en rond het Komité voor Frans-Vlaanderen zich krachtig inzetten voor een goede, een zeer goede zaak. De Frans-Vlaamse Kultuurdagen in Waregem, Esquelbecq en in Nederland zijn zeer nuttige en leerrijke kontaktdagen en het Vlaamse publiek dat werkelijk Vlaams voelt en leeft kan niet anders dan dergelijke initiatieven steunen wanneer men ziet tot welke resultaten het Komité reeds is gekomen. Laat ons niet meer strijden tegen windmolens, geen ijdele dromen meer koesteren en alle illusies over boord werpen, laat ons veeleer onze kultuur ook buiten Vlaanderen in ere houden als onderdeel van de kulturele integratie van de Nederlandssprekenden en van de eenheid van Europa. Deze eenheid is de enige oplossing om in onze huidige technologische wereld een kultuur zoals de onze te handhaven, te doen bloeien en misschien ook wel om ze te verdedigen tegen de in België zo verontrustende frankofone dreiging. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Graag danken wij hier alle mensen die ons welwillend te woord hebben gestaan in en buiten Vlaanderen, in verband met ons onderzoek. Dank zij het Komitee voor Frans-Vlaanderen dat ons op de XXIVste Kultuurdag te Waregem de kans heeft gegeven door een referaat onze resultaten te konfronteren met de kennis van specialisten terzake. De Universitaire Fakulteiten Sint-Ignatius te Antwerpen hebben ons de materiële mogelijkheden geschonken dit onderzoek voor te bereiden en uit te voeren. Wij danken hierbij Dhr. E. Dhanis, s.j. Rector van UFSIA en Dhr. L. Vander Kerken, s.j. Decaan van de Fakulteit van de Wijsbegeerte en Letteren. Prof. Dr. J. Renson en Dr. J. Boets, s.j. zijn zo vriendelijk geweest ons manuskript kritisch door te nemen. Hun opmerkingen zijn ons van groot nut geweest. Ten slotte ook nog een dankwoord aan mijn vrouw die een grote hulp was bij het uitvoeren van menige materiële taak bij dit onderzoek. |
|