Ons Erfdeel. Jaargang 15
(1972)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
nederlandse taal- en kultuurpolitiek | |
[pagina 134]
| |
Kulturele betrekkingen tussen Indonesië en Nederland.Het is maar dat U het weet: djalan Menteng Raya 25, Djakarta, het Nederlands. Kultureel Centrum, beter bekend onder de naam Erasmushuis. U mocht eens, zoals zo velen, eens deze kant op komen! Toch wel een klein wondertje, dat Erasmushuis, een dierbare plek voor velen, ik verzeker het U. Probeert U zich voor te stellen: een niet al te brede weg, een eindeloze stroom ontzaglijk veel lawaai producerend verkeer - niét de autospiegel, maar de toeter ‘doet’ het hier - een chaotisch straatbeeld, dit alles verhevigd door die zon die boven dat alles staat te branden. Een ellende. Maar dan zwenkt U bij nr. 25 van de weg af, een voorerf op behorend bij een groot, oud Indisch huis, U weet wel, met zo'n voorgalerij. U stapt naar binnen en U staat in de hal, gebruikt als ekspositie- en fotoruimte. Een brede gang leidt naar het ‘achterhuis’, maar U wipt eerst even binnen bij de receptioniste Mevr. Sampoerno en loopt dan maar gelijk door naar het buffet om aan de bar een pilsje of cola te nemen, want dorst hebt U, en denk om uw nieren. U betreedt het achterhuis met uitzicht - geen deuren of ramen - op de achtergalerij een groot grasveld omgeven door bomen en planten en aan uw rechterhand een lange vleugel, eveneens met een galerij. En dit zal het wondertje wel zijn: de volstrekte tegenstelling tussen wat U zojuist buiten moest ondergaan en de rust en de beslist unieke sfeer hier binnen. Een twintigtal mensen zit aan lange tafels of in een makkelijke tuinstoel op de achtergalerij teAchtergalerij en leeszaal van het Erasmushuis in Djakarta. (Foto Tan, Djakarta).
lezen: de Volkskrant, Vrij Nederland of welk ander dag- of weekblad ook, de Libelle, de Voetbalkrant of wie weet een juridisch of medisch tijdschrift. Het eerste gedeelte van de vleugel wordt ingenomen door de biblioteek. De bibliotekaris is de heer Soemadi voor wie werkelijk niets te veel is; hij helpt U waar hij kan en leent zo'n slordige 2000 boeken per maand uit. Dan volgen de teaterkamer, de kamer voor de leesportefeuilles, de Filmoteek, de Diskoteek en de muziekkamer (inderdaad, U vraagt en er wordt stereo geluisterd, en... het is er heerlijk koel). Elders in het gebouw bevinden zich nog twee leslokalen, waar kursisten Nederlandse lessen volgen. En dan natuurlijk de filmkamer, vanmorgen vroeg was ik er nog met m'n 3e-jaars studenten, maar niet langer dan tot 11 uur, want dan begint de dagelijkse ‘morgenfilm’. Het Erasmushuis werd eind 1966 in gebruik genomen, maar werd pas officieel geopend in het voorjaar van 1970 door Prins Bernhard, toen hij voor de eerste maal Indonesië bezocht. Vanaf het begin hebben vooral de leeszaal - er is een grote keuze t.a.v. dag- en weekbladen en tijdschriften - en de biblioteek (± 7000 boeken) veel bezoekers getrokken. Die belangstelling was er ook voor filmavonden, Indonesische dansgroepen en literaire lezingen. Maar het werd spoedig duidelijk, dat de faciliteiten voor het publiek uitgebreid moesten worden en dat er een grotere aandacht besteed moest worden aan de programmering.
Een vaste leider bleek absoluut noodzakelijk. Die kwam hier in september 1971: Cyriel van Dijk (33 jaar), voordien tourneeleider van het Nederlands Dans Theater en daarna direkteur van de Schouwburg in Roosendaal. En nu dus direkteur van het Erasmushuis in Djakarta. Onder zijn leiding is er in korte tijd heel veel gebeurd. Ik schetste U al de indeling van het gebouw. Daarvan zijn de filmzaal, de teaterkamer, de kamer voor leesportefeuilles en V.V.V. en het buffet in het laatste half jaar tot stand gekomen. Ook de aktivitei- | |
[pagina 135]
| |
ten zijn sterk uitgebreid. Laat ik U de belangrijkste noemen: behalve boeken worden er leesportefeuilles, grammofoonplaten, films en filmprojektoren uitgeleend, filmprogramma's zowel 's morgens als 's avonds, lezingen, tentoonstellingen, het optreden van zowel Nederlandse als Indonesische artiesten, het geven van Nederlandse lessen (onder verantwoordelijkheid van de vriendschapsvereniging Indonesië-Nederland) en het verstrekken van algemene informatie over Nederland.
De personeelsbezetting bestaat uit 12 mensen, behalve de heer Van Dijk allemaal Indonesiërs.
Enkele cijfers: het Erasmushuis telt nu 2250 leden, maar vooral de laatste tijd groeit het aantal sterk; tijdens de normale openingstijden zijn er gemiddeld 160 bezoekers per dag, waarvan 90% Indonesiërs, de morgenfilm trekt 25 personen per dag (allemaal Indonesiërs), de woensdagavondfilm gemiddeld ruim 160 (70% Indonesiërs); naar lezingen (o.a. literaire) komen zo'n 25 à 50 mensen luisteren; bij speciale voorstellingen (b.v. Seth Gaaikema en typisch Indonesische programma's als wajang kulit en krontjong) is er vaak een volledige bezetting (300 à 350 mensen).
Het is duidelijk dat het Erasmushuis zich in de korte tijd van zijn bestaan een goede reputatie heeft verworven. Toch zijn er nog heel wat zaken - hoe kan het ook anders - voor verbetering vatbaar en mogelijkheden die nog niet aan bod konden komen. Om wat meer inzicht te krijgen in wensen en mogelijkheden werd eind 1971 een kleine enquête gehouden onder de bezoekers. Hieruit blijkt o.a. dat een uitbreiding van het boekenbezit gewenst is (niet zo zeer ‘literatuur’ als wel gemakkelijker ‘lektuur’, meer vakliteratuur, vooral op het gebied van de techniek, meer buitenlandse auteurs); het aantal films acht men te gering; ook wenst men b.v. de aanschaf van kassettetapes met muziek en eventueel Nederlandse lessen.
Het filmbezit van het Erasmushuis bestaat praktisch geheel uit dokumentair materiaal. Men kan zich afvragen of er op het ministerie in Nederland niet een systeem ontworpen kan worden, waarbij hier regelmatig speelfilms op het programma kunnen worden gebracht. De belangstelling voor een speelfilm van behoorlijke kwaliteit is enorm. Het Rademaker-festival van vorig jaar heeft dat weer duidelijk uitgewezen (niet alleen het Erasmushuis was steeds volledig bezet, maar daarnaast waren er ook nog besloten voorstellingen in het kultureel centrum van Djakarta).
Overeenkomstig de opzet en het doel, zijn verreweg de meeste bezoekers Indonesiërs. Daarvan zijn uiteraard de ouderen die het Nederlands beheersen het grootst in aantal (leeszaal, biblioteek, lezingen). Jonge Indonesiers die het Nederlands niet machtig zijn, kunnen eigenlijk alleen maar terecht - en ze komen dan ook - bij de filmvoorstellingen (gesproken tekst en/of onderschriften in het Indonesisch of Engels) en typisch Indonesische programma's die van tijd tot tijd worden gerealiseerd. Een essentiële vraag is: hoe kan het Erasmushuis als Nederlands Kultureel Centrum ook in de toekomst een rol blijven spelen? Men kan het ook zo formuleren: hoe kan men de jongere Indonesiër voor wie Nederland écht buitenland is en voor wie het Nederlands een vreemde taal is, bereiken? Het antwoord op die vraag is niet zo maar direkt te geven en moet vooral vanuit de praktijk gevonden worden. Cyriel van Dijk is zich bewust van dit probleem. Hij is van mening dat de Indonesische kultuur geïntegreerd moet worden in het programma van het Erasmushuis én dat niet zo zeer het specifiek Nederlandse als wel de Europese kultuur in haar algemeenheid moet worden gepresenteerd. Om met dit laatste te beginnen, men kan het hier van harte mee eens zijn. Of men nu direkteur van een kultureel centrum in het buitenland is of docent aan een richting Nederlands aan een buitenlandse universiteit, men moet zich er scherp van bewust zijn, dat de Nederlandse kultuur een facet vormt van de Europese en ook als zodanig moet worden gepresenteerd. Maar men zal er dan ook, met dit uitgangspunt voor ogen, rekening mee moeten houden dat het Nederlands als middel tot overdracht geleidelijk moet plaats maken voor het Engels en indien mogelijk - want het is met de kennis van het Engels onder de jongeren zeer slecht gesteld - het Indonesisch. Men zal dus meer een beroep moeten gaan doen op Indonesische deskundigen op het gebied van de Europese kultuur. Die zijn uiteraard niet zo talrijk, mogelijkheden zijn er echter wel, maar de kontakten moeten gelegd worden vanuit het ErasmushuisGa naar eindnoot(1).
Ik legde zojuist de nadruk op een geleidelijke overgang naar het Engels en het Indonesisch. Immers waar nog zo'n grote groep Indonesiërs het Nederlands beheerst, is het gebruik van deze taal voor een deel van de programma's voorlopig nog zeker verantwoord. Daardoor ook konden mensen als Wim Sonneveld, Seth Gaaikema, Albert Vogel, Beb Vuyk, Stuiveling, Rob | |
[pagina 136]
| |
Eén van de leslokalen van het Erasmushuis te Djakarta, waar kursisten Neder landse lessen volgen. (Foto Tan, Djakarta).
Nieuwenhuys en nog vele anderen die het toch in hun optreden van het Nederlands moeten hebben, steeds rekenen op een ruim publiek. Een gelukkige omstandigheid, want zo blijft ook de band bestaan tussen het Erasmushuis en de grote Nederlandse gemeenschap hier, die ook graag wil profiteren van wat het Erasmushuis biedt. En daarmee wordt ook een ander ideaal verwezenlijkt: een centrum waar Indonesiërs en Nederlanders elkaar kunnen ontmoeten. Maar het gevaar van ‘éénrichtingsverkeer’ is er wel degelijk: de Nederlands sprekende Indonesiërs komen vanzelf wel. Soms moeilijk, maar beslist noodzakelijk is het de weg naar de jonge Indonesiër af te leggen en dat bereik je in veel gevallen beslist niet door Nederlands te spreken en vaak onvoldoende met het Engels. Nederlanders die door hun werk vooral het kontakt nodig hebben met de Indonesische samenleving en hier bovendien vrij langdurig (tenminste enkele jaren) verblijven, moeten zich veel meer met het Indonesisch gaan bezighouden. Een nogal moeilijke taal, zeker. Maar ook met gebrekkig Indonesisch - aangevuld met wat Engels - kweek je good-will! Moet ook de Indonesische kultuur geïntegreerd worden in de programmering? Ik dacht een voorlopig en voorzichtig ‘ja’. Djakarta beschikt over een voortreffelijk eigen kultureel centrum: Taman Ismael Marzuki, waar de Indonesische kultuur zowel kwantitatief als kwalitatief uitstekend wordt gepresenteerd. Maar die Indonesische kultuur bezit een zeer grote diversiteit. Een Indonesiër van Sumatra of uit de Chinese bevolkingsgroep bijvoorbeeld staat praktisch even vreemd tegenover de Javaanse wajang orang- of wajang kulitvoorstelling als iemand uit het westen. Een gevolg daarvan is dat praktisch alleen Javanen zo'n voorstelling gaan zien en horen.
Het Erasmushuis waagde het er onlangs op een wajang kulit-vertoning te geven met een uitgebreide toelichting vooraf door de Indonesische deskundige, de heer Soeprapto (in het Nederlands). Het werd een zeer groot sukses. Natuurlijk waren er vele Nederlanders, maar zeker de helft van het publiek bestond uit Indonesiërs: zij wilden ook wel eens wat meer horen en dus begrijpen van de achtergronden van de wajang kulit. Juist door die uitleg kon het Erasmushuis dus een belangrijke funktie vervullen in het brengen van een stuk Indonesische kultuur. Maar ook hier weer direkt het bezwaar: de jonge, niet Nederlands sprekende Indonesiër wordt ‘gepasseerd’.
De bezwaren betreffende de ‘taal’ vallen uiteraard weg bij opvoeringen en voorstellingen waarbij het gesproken woord weinig of geen rol speelt. We mogen hier b.v. denken aan het zeer suksesvolle optreden in Taman Ismael Marzuki (verleden jaar) van ‘Syntagma Musicum’ o.l.v. Kees Otten (men moet zich goed realiseren, dat in een land zo arm aan goede musici het optreden van buitenlandse orkesten, violisten, pianisten, enz. uitverkochte zalen trekt). Wij zien hier al uit naar de komst van Paul van Vliet en zijn kombo en het Nederlands Dans Theater binnenkort.
Tenslotte nog een overzicht van evenementen in het Erasmushuis sinds 1 januari. Allereerst het Indonesische aandeel daarin: In februari was daar dan de wajang kulit-voorstelling. Bij wajang kulit (wajang = schaduw); kulit = leer) worden de schaduwen van platte perkamenten poppen op een verlicht scherm geprojekteerd. Het was een z.g. wajang purwa’: hierbij wordt een verhaal uitgebeeld en verteld (door de dalang) uit de heldendichten Mahabaratha of Ramayana. De muzikale begeleiding speelt een belangrijke rol (de gamelan). | |
[pagina 137]
| |
In maart was er een krontjong-avond, waarvoor een zeer grote belangstelling bestond (350 mensen: de maksimale kapaciteit van het Erasmushuis). Krontjong is een genre muziek - liederen met begeleiding van een klein orkest - waarbij Indonesische en westerse elementen vermengd zijn. De krontjong is van Portugese oorsprong en ontstond in de 16e eeuw, toen de Portugezen handel dreven op Indonesië en een aantal van hen zich in Batavia vestigde. Zowel vroeger als nu speelt het tema van de liefde in deze liederen een belangrijke rol. Krontjong behoort tot de lichte muziek.
De volgende lezingen (met diskussie) waren er:
In januari sprak de Indonesische musikoloog Dungga over Händel en zijn muziek, waarbij gebruik gemaakt werd van grammofoonplaten; in februari behandelde de Nederlandse deskundige, de heer P.W. Das ‘de macht van het cijfer’, terwijl in maart de schrijver van deze rubriek een kauserie hield over de ‘pop-art in de literatuur’, waarbij de aandacht uitging naar de belangrijkste stromingen uit de moderne westerse kunst.
De ekspositie van schilderijen enz. werd in maart begonnen met een tentoonstelling van het werk van Djaswadi Suprapto. Daarna eksposeerde Otto Djaja - ook in het buitenland, o.a. in Nederland werd zijn werk bekend - zijn olieverfschilderijen. Op dit moment is er een ekspositie van reprodukties van etsen en tekeningen van Rembrandt. Dan tenslotte het recente optreden van de Belgische (Vlaamse) ‘troubadour’ Miel Cools in Indonesië. Zijn uitzending werd mogelijk door samenwerking van het Nederlandse ministerie van Het optreden van Miel Cools in Indonesië (foto E. Stockman).
CRM en het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken. Eindelijk dus een stukje samenwerking, immers van het kultureel verdrag tussen Nederland en België is t.a.v. Indonesië nog maar bitter weinig terecht gekomen. Daar moet en kan toch beslist wel wat van te maken zijn!
Miel Cools begon zijn carrière als zanger 15 jaar geleden en kreeg geleidelijk een grote bekendheid in België en Nederland, o.a. door zijn optreden voor radio en T.V. en door zijn grammofoonplaten. De tournee van Miel Cools die hier begin april aankwam, werd gepresenteerd door het Erasmushuis in samenwerking met de Belgische Ambassade in Djakarta. Het is een zeer gelukkige keuze gebleken. Hij is een werkelijk voortreffelijk artiest en heeft hier grote indruk gemaakt. Zijn tournee was zwaar, maar hij kan er met grote tevredenheid op terugzien. Onder grote belangstelling trad hij in totaal 11 maal op (vier keer in Djakarta, verder in Bandung, Jogjakarta en Soerabaja, bovendien voor de Indonesische televisie). Wat zijn optreden in Taman Ismael Marzuki betreft, dus voor een merendeels niet Nederlands beheersend, jong publiek, had men meer ‘service’ moeten verlenen door b.v. door middel van een stencil de inhoud van de respektieve liedjes aan te geven, in het Indonesisch natuurlijk. Ook t.a.v. het televisie-optreden had men daar rekening mee moeten houden. Laat ik er overigens direkt aan toevoegen - het grootste kompliment voor een artiest - dat Miel Cools zijn publiek helemaal mee kreeg. Alles bij elkaar: een heel geslaagde tournee.
•
Aan de vier al bestaande Nederlandse leeszalen in Indonesië (Djakarta, Bandung, Jogjakarta en Makassar) is er weer één toegevoegd, nl. in Soerabaja. De opening vond plaats in november 1971. Binnenkort zullen er ook leeszalen komen in Semarang en Menado. Van partikuliere zijde is er een toenemende aktiviteit in het zenden van boeken naar Indonesië. ‘Rotary’-Nederland b.v. organiseerde een inzamelingsaktie en zond enkele duizenden boeken. Een tweede zending zal nog volgen. Het is hoofdzakelijk lichte lektuur, hoewel er ook vakliteratuur bij hoort. De Nederlandse Ambassade zorgt voor de verspreiding.
•
Naar aanleiding van het officiële bezoek van burgemeester Samkalden van Amsterdam aan Djakarta (in april) werden er in Taman Ismael Marzuki, behalve foto's van de stad Amsterdam, reprodukties geëksposeerd van werk van moderne schilders uit het Stedelijk Museum in Amsterdam. Deze reprodukties werden door het ministerie van CRM en de gemeente Amsterdam geschonken aan T.I.M. Naar aanleiding van deze ekspositie hield Mr. J.R. Voûte, voorzitter van het Genootschap Nederland-Indone- | |
[pagina 138]
| |
sië, een lezing in het Engels over ‘moderne schilders in het Stedelijk Museum te Amsterdam’ (o.a. Van Gogh, Mondriaan, Van Dongen, Jongkind, Lucebert, Karel Appel). Dat gebeurde in de ekspositieruimte zelf. De heer Voûte vertoonde ook een 40-tal dia's; ook deze kwamen in het bezit van T.I.M. De kauserie werd gevolgd door een diskussie die zich koncentreerde op de inhoud en de betekenis van de abstrakte kunst. Er waren ongeveer 100 aanwezigen, onder wie zeer vele jonge Indonesische schilders.
•
Een gebeurtenis die hier vrij veel aandacht kreeg in de pers, was het overlijden van Jef Last. In de jaren vijftig was Last adviseur van president Soekarno die hem verzocht de Balinese kultuur te bestuderen. Bovendien was hij enkele jaren leraar bij het Middelbaar Onderwijs op Bali. Met betrekking tot Indonesië schreef hij enkele boeken: Bali in de kentering dat de overgangsperiode beschrijft van de traditionele naar de moderne samenleving op Bali. Vervolgens: Zo zag ik Indonesië en in samenwerking met Udeyana Pandji Tisna Bontot en Koese, de avonturen van twee Balische jongens, een boek voor de jeugd dat enkele maanden geleden in Nederland werd herdrukt.
‘Jef Last is overleden en het Indonesische volk heeft een boezemvriend verloren, waardig om herdacht te worden’, zo schrijft het studentenblad Harian Kami.
Gerard Termorshulzen, Djakarta, april 1972 |
|