Ons Erfdeel. Jaargang 15
(1972)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdWie niet meedoet is een vreemdeling.
| |
[pagina 123]
| |
om rustig overvloedig te ontlenen aan dichters (bijvoorbeeld aan Vroman). Hij doet dat zo overduidelijk dat van enige kwade wil geen sprake is. Ik ga voor wat de teksten betreft niet nader op de afkomst in; die zal mij een zorg zijn: Jan van Toren zingt ze, en daar gaat het om. Dimitri is eigenlijk Jan, en Jan - om er een opmerking van persoonlijke aard tussen te voegen - heb ik gekend op de lagere school, in Breda, daar in de buurt van de gasthuisvelden, waar fanatiek gevoetbald werd, een sport indertijd door Jan weinig en door mij veelvuldig beoefend. Dimitri klinkt anders dan Jan. Waarom neemt Jan een andere voornaam, dacht ik, en waarom zegt Jan dat hij een rekbaar element is en dat hij een dialekt spreekt en zingt, en dat hij een persiflage is van de groten die hij kent? Beantwoording van deze vraag leidt naar het eerste tema, dat we kunnen aanduiden met de woorden Als dichter-zanger erkend worden. Een passage uit het lied Obstakelman citeer ik: ‘Ik verliet mijn jeugd door een achterdeur,
het voorhangsel heb ik verscheurd.
Het mooie woord heb ik genekt,
ik spreek en zing een dialekt.
Ik ben een voorspel,
ik ben een rekbaar element,
een persiflage
van de groten die ik ken’.
Hier valt psycho-analytisch waarschijnlijk al heel wat te denken. Dan zijn er twee liederen waarin Dimitri van Toren zich voorstelt als Elektrische klown (die gemanipuleerd wordt door stuivers gevende toehoorders) en als Duizendorkestenman. Dimitri van Toren is een obstakelman, een elektrische klown, een duizendorkestenman, een dichtende en zingende speelman, uiterst kwetsbaar en gevoelig voor de kritiek van anderen, een zoeker naar bevestiging, een zoeker naar de onbereikbare Marjolein (dat is geluk, erkenning, bevestiging), een zoeker die zich nar en charlatan voelt, iemand die loopt aan de kant van dwazen, de langharige fluitspeler die geen wet had en dus het land uitgezet werd. Verschillende liederen van Dimitri van Toren koncentreren zich om de vraag naar bevestiging. Heel konkreet wordt dat duidelijk in het lied Bekentenis: boven de rivieren komt hij er niet aan te pas, hoewel hij niemand heeft gevleid en niemand heeft gekwetst; als vele anderen is hij in de Biesbosch vermoord, en het land van Vlaanderen geeft uitkomst. Een tweede tema in Van Torens liederen kun je karakteriseren met de woorden leder - ongeacht wie - hoort erbij. Dat is heel duidelijk in het lied Ik heb een schip, waar gezongen wordt over: ‘Er is plaats voor een ieder
uit Ghana of Japan
een visboer of koning
Jan en alleman’.
Deze laatste regel mag hier zo letterlijk mogelijk genomen worden. Verder: Er staat een huis in de stad, waarvoor men zich schaamt, een warme oude kroeg, waar men wacht op jouw naam. Daar is de onderlinge verbondenheid een bevrijding voor je; daar werp je je angsten overboord en stijg je op als een libel. En op het druivenoogstfeest (van Zorba) dansen alle mensen met de maagden en de hoer en de harlekijn. Een uitnodiging tot ieder, tot Jan en alleman (Elckerlyc), wordt gericht in het uitbundige Hé, kom aan, en het mijmerende Welkom, dat alle dwalenden een onderkomen aanbiedt. Maar voor mij spreekt dit tema het krachtigst in het lied Beweging: als de spinnen sterven aan de struiken, dan schrijdt een schare mensen over de wijde horizon over de grenzen naar de zon: bonte bedelaars, zangers, vloekers, gokkers en vermomden; daar trekt een groep marginale mensen. Dan volgt een aangrijpende passage over die gevangen, geknechte, er-niet-bijhorende mens: ‘Mijn woorden werden hier verdraaid,
mijn daad omkleed van absolute waarde,
mijn handelingen uitvergroot,
mijn vrijheid vertrapt door blinde paarden.
Ik paste niet in hun systeem:
men bouwde muren om mij heen’.
Daar waar ieder erbij hoort - ook al is hij nog zo anders - daar is vrijheid, rechtvaardigheid, menselijkheid. Een derde tema is dat van liefde en verliefdheid. Op alle platen van Dimitri van Toren staan teksten die uitdrukking geven aan dit tema. Het begint met Marjolein, symbolisch op te vatten als het zoeken naar geluk, en meer letterlijk te interpreteren als het verlangen naar een heel lief meisje. Verder is er een Lied voor Bertie (...‘In al mijn liedjes blijft jouw naam ontbreken’...), een gedicht Vaarwel Angelina (...‘Want wij leefden als jutters alleen op het strand en al wat wij deden, deden we hand in hand’...). Er is een lied Leegte 11 dat ik in zijn geheel citeer: Leegte 11
Als twee ruitenwissers
die naar elkaar neigen
maar die elkaar nooit zullen omarmen
zo leven jij en ik
ieder afzonderlijk
naar een onbekende omhelzing.
| |
[pagina 124]
| |
Maar misschien breng ik buiten mijn eenzaamheid
mijn verlangen en hoop in kaart
dan is er een denkbeeldige weg naar jou
want het muzikale alarmsysteem
in de liefde van mens tot mens
moet toch voldoende zijn voor vertrouwen.
Ook al vinden wij elkaar
als twee vermoeide vlinders
boven gesloten anjelieren
dan nog zullen wij praten
en als er woorden breken
begraven wij de scherven in elkaar.
Ook een prachtig lied, zowel kwa tekst als muziek, binnen de tematiek van liefde en verliefdheid, is Ik heb een Schotse bruid, waarin de liefste een feest is. Elders is die liefste een miskend dichteresje, of Sophie, die er met haar vriendin Louisa vandoor is gegaan, of Tina, voor wie hij zich in het hemelse blauw de voeten rauw zal dansen, of een meisje van zestien, dat ongeremd hartstochtelijk is, (nog) niet gemodelleerd volgens platgetreden paden van konformisme (...‘Ze is wel wat voorbarig, ze wil 's middags naar bed’...). De vijf gedichten onder de titel Opleving zijn alle liefdespoëzie. Ze zijn te vinden op de platen De gelaatstrek van een lied, en Naar een onbekende omhelzing. Het gaat erin om het verlangen naar die ene mogelijkheid om zwijgend iets te zeggen, om de speelse varianten van het hart, om het zoeken naar een krachtveld van hoop, om het terugvinden van de verloren idealen die niet meer verwezenlijkt zullen worden, zoals je zou willen, en het gaat om veel en veel meer. Een vierde tema is dat van hetgoede-leven. Ik geloof dat de ideeën die daar achter zitten in Dimitri van Toren zijn latere werk minder naar voren komen. In het lied Kruisweg (bij de dood van ‘K’) wordt gezegd dat je niet stil kunt staan bij ieder probleem. Het leven gaat zoals het gaan moet, en ons leven moeten we leven, moeten we be-leven. Dat betekent vreugde om wat de aarde geeft (Het was een goed jaar), ook al vallen we steeds weer terug in een zekere sleur (Gelijk Zorba): ‘En dan begint weer iedereen
goed of slecht ter been
aan zijn dagelijkse sleur
deze mensen zonder naam
uit het lied van Hé kom aan’.
(Het lied Hé kom aan is een gedicht van Van Toren, dat een bonte schare mensen uitnodigt naar zijn huis te komen.) Vreugde om het goede hoor je in Er zijn wel altijd meisjes om te dansen, waarin deze zin staat: ‘Ik vraag mij af hoe lang nog zullen zij dansen...’ Hier komen we op datgene wat het werk van Van Toren diepgaander karakteriseert. Het verkondigen van levensvreugde is meer een romantische wens dan wat anders. Het is meer levenskunstenaar willen zijn dan levenskunstenaar zijn. Duidelijk is dat in Een bloem, een ploeg en een eiland, waarin het gelukkig-zijn gezocht wordt op een stil eiland, waarop met vrouw en kind het leven nieuw geleefd zal worden. Dit is romantiek in essentie. Het lied De tuin bezingt de tuin waar Jan als kleuter speelde, een tuin die van aanzien veranderde omdat er een schuilkelder gebouwd moest worden; dit is een in-romantisch stemmingsgedicht. Ik geloof dat vanuit een fundamenteel menselijk gevoel van romantiek het werk van Dimitri van Toren begrepen of aangevoeld kan worden. Het gaat om komponenten als: de kunstenaar die bevestigd wil worden, maar miskend wordt; de grote liefde van jou en mij; de eenheid van de mensen; geen oorlog en geen geweld; het intense leven op aarde dat zoveel te bieden heeft. Ook de humoristische liederen van Van Toren zijn binnen deze visie heel goed te interpreteren. Van Torens opvatting van het troubadour-zijn is romantisch: het is een lopen aan de kant van dwazen, een geen wet hebben, obstakelman - duizendorkestenman - elektrische klown zijn, een tweedehandsdichter zijn... Vanuit verschillende beelden is dat te ervaren; bijvoorbeeld vanuit het beeld schip en zee, dat in het werk van Van Toren heel belangrijk is. In Ik heb een schip is er sprake van een schip dat voor allen ruimte biedt, ook voor al die anderen; in Vervloeiing en Symboliek gaat het om ons liefhebben; en Leegte I is het lied van de kunstenaar, in dit geval van de taal-kunstenaar, van de dichter-troubadour: het betreft een stad die door een vloekende vloed is verwoest, een stad geschapen door de dichter, een denk-beeldige stad, een stad in zijn hoofd, een stad van vrede, waar de troubadour een held en een omlijnd ideaal is. Het bouwen van deze stad van vrede, een ware utopie, is wat goed is in het leven. Ook de vredesduif van honderd pond (Vroman) keert terug met het ongelofelijke verhaal ‘hoe de oorlog is verdwenen’ naar het schip van geloof-hoop-liefde, dat de chaos overwonnen heeft. Adriaan Maas, Geldrop, Nedl.Ga naar eindnoot(2) |
|