universiteit te Gent, en na studies aan de konservatoria te Gent en te Brussel, nog speciaal toe op de oude muziek aan de Rheinische Musikschule en aan de Albertus Magnusuniversiteit, beide te Keulen. Naast zijn groeiende Europese faam als fluitspeler (zowel blokfluit, dwarsfluit en de oude traversfluit) zorgt hij zo ook voor een wetenschappelijk verantwoorde uitvoeringstechniek van deze oude muziek.
Het Westvlaams Vokaal Ensemble is een gemengd kamerkoor, bestaande uit twintig geselekteerde stemmen, dat zich onder leiding van Geert Claeys toelegt op de uitvoering van renaissance- en barokmuziek. Alle leden genoten individuele stemscholing aan konservatoria of stedelijke muziekakademies en zijn reeds jaren aktief in koorverband (o.a. Veremanskoor Brugge, Kortrijks Gemengd Koor, Scola Cantorum Izegem), zodat ze een kooropleiding van een Roger Deruwe of Herman Roelstraete als referentie kunnen voorleggen. Het koor werkt enigszins op de manier van sommige Duitse ensembles: de leden moeten persoonlijk, in het vooruitzicht van een koncertoptreden, hun partituur instuderen en in enkele gezamenlijke repetities wordt voor de nodige afwerking en koorklank gezorgd. Dirigent Geert Claeys deed zijn muziek- en zangstudies te Izegem aan de muziekakademie bij Herman Roelstraete en aan het konservatorium te Brussel bij Frederic Anspach. Zijn jarenlange koorpraktijk en teoretische opleiding geven hem de nodige ervaring om deze delikate dirigeerfunktie op zich te nemen.
Beide ensembles traden op 19 december in de St.-Annakerk te Brugge voor het eerst op met een kerstkoncert bestaande uit kantates en motetten van J.S. Bach, G.Ph. Telemann en H. Schütz. Als solisten werkten mee de alt Lieve Janssens, de bas Herman Bekaert en de tenor Roland Bufkens. Het werd meteen een verrassende start van hoge kwaliteit. Beide groepen bewezen hun degelijke vorming, samenhorigheid en echte muzikale discipline. Het koor muntte uit door stijlvolle interpretatie en homogene stemdosering. Een kamerkoor waar elk lid individueel over een verfijnde zangtechniek beschikt heeft bovendien het voordeel een zeer licht en duidelijk kontrapunt te brengen in sobere stijl zonder echter tot klankarmoede te vervallen.
Ook het Collegium Instrumentale musiceert op professioneel peil: hoewel zij, de orchestrale inzet van cantate 142 van Bach uitgezonderd, uitsluitend begeleidend hebben gespeeld, getuigen zij van verzorgde stilering en koncentratie op het orchestrale gebeuren.
De volle inzet waarmee deze jonge musici dit ‘voorstellingskoncert’ hebben voorbereid, werd reeds beloond: het Collegium Instrumentale trad intussen al een paar maal zelfstandig op en werd reeds gekontrakteerd om in het eerstkomend Festival van Vlaanderen op te treden naast reeds beroemde gevestigde ensembles uit het buitenland. Het Westvlaams Vokaal Ensemble gaf een tweede koncert samen met het Collegium Instrumentale in de St.-Pauluskerk te Brugge op Goede Vrijdag met drie Cantates van J.S. Bach (nr. 182, 114 en 161).
Als we aan deze feiten enkele opmerkingen vastknopen, dan kunnen we al dadelijk vaststellen dat het mecenaat door de Brugse firma's verleend tot nu toe vruchtbaar blijkt te zijn. Het hoeft wel geen uitvoerig betoog dat een dergelijk initiatief alleen maar onze goedkeuring kan wegdragen en dat het zeker navolging verdient. Zovele ondernemingen treden op als mecenas voor allerlei sportmensen, waarom zou het dan ook niet wat meer kunnen voor kunstenaars? We geven toe dat het publicitaire effekt van een firmanaam op het truitje van een renner of op een voetbalveld veel groter is dan wanneer diezelfde naam in een programmaboekje van een koncert of in een tentoonstellingskatalogus wordt afgedrukt, toch lijkt het ons een uiterst zinvolle vorm van reklame. We vrezen alleen maar dat nog al te veel kunstenaars of organisatoren van kunstmanifestaties de mening zijn toegedaan dat publiciteit op hun affiches en programma's afbreuk doet aan de zuivere artistieke waarde van hun initiatieven. Nochtans kunnen niet alleen musici, maar ook letterkundigen, schilders, beeldhouwers en zelfs kulturele verenigingen steun gebruiken van de zakenwereld, zij het dan dank zij (of moeten we zeggen ten koste van) het voeren van enige publiciteit voor die zakenwereld.
Een tweede opmerking geldt meer speciaal voor de nieuwe Westvlaamse ensembles. Hopelijk blijft het sukses zich voor deze jonge zangers en musici in stijgende lijn ontwikkelen en blijven zij zich met ware beroepsernst aan de muziek wijden; dan zullen niet alleen Brugge of West-Vlaanderen, maar heel muziekminnend Vlaanderen er trots op kunnen zijn jonge kunstenaars de kans te hebben gegeven hoge artistieke toppen te bereiken.
Hendrik Willaert