worden voor de werkkracht, het inzicht en de verrassende feeling waarmee hij alles heeft verwezenlijkt.
Dit goedbedoeld kolloquium heeft toch niet beantwoord aan mijn verwachtingen. De negatieve aspekten werden te sterk beklemtoond en de positieve facetten werden weliswaar terdege belicht, maar, jammer genoeg, niet met dezelfde hardnekkigheid verdedigd als de negatieve. Een te hoffelijke repliek is soms ontoereikend om defaitistische uiteenzettingen de kop in te drukken.
Het lijkt mij overbodig in deze kroniek uitvoerig stil te staan bij de uiteenzettingen van de verdedigers van de teaterwetenschap, nl. Prof. Dr. W. Schrickx, Prof. Dr. L. Verbeeck, Prof. Dr. M. Van Spaandonck, Drs. J. Van Schoor en van de tegenpartij, Dr. R. Van Vlaenderen. Wie zich voor dit belangrijk onderwerp interesseert verwijs ik naar het tijdschrift Teater, waarin genuanceerd de standpunten van de sprekers werden afgedrukt (Redaktie: Rollebaan 68, 9259 Moortsele - Administratie: Lusthoflaan 74, 9030 Wondelgem). Ik beperk mij tot een uiterst korte samenvatting van de zienswijze van de vijf forumleden.
Prof. Dr. M. Van Spaandonk is pro omdat z.i. voor het teater, net zoals voor alle andere studie-objekten, een wetenschappelijke aanpak gewenst en zelfs noodzakelijk is. Hij ziet de uitwerking pragmatisch omdat hij na zovele jaren over en weer praten eindelijk wil overgaan tot een daad, nl. de oprichting van een centrum waar men aan teaterwetenschap zou doen en dat geleidelijk uitgebouwd moet worden, steunend op de ervaring en rekening houdend met de werkelijkheden en mogelijkheden. Een zuiver en verdedigbaar standpunt, lijkt mij.
Prof. Dr. L. Verbeeck volgt dezelfde gedachtengang en ziet de wetenschappelijke studie van het teater als het oprichten van een kritisch forum waarin allen die én met de wetenschap, én met het teater te maken hebben, zouden kunnen samenwerken, een interdisciplinaire instelling dus, waar uit de wederzijdse beïnvloeding van teoretici en praktici een inzicht groeien kan. Zo'n wetenschap hoort thuis in de universiteit. Hij meent bovendien dat dit centrum talrijke vooroordelen uit de weg zou kunnen ruimen en een basis zou vormen voor een degelijker vorming van leraars, de opvoeding van het publiek en het terdege ontleden van feiten en verschijnselen die tans niet ernstig benaderd en ontleed worden.
Prof. Dr. W. Schrickx ziet geen enkel bezwaar in de bestudering van het teater. Het kan slechts het schouwburgleven ten goede komen. Hij voelt veel voor het aanleggen van studlemateriaal en het schrijven van de geschiedenis van het teater. Deze opvatting werd geenszins ten volle beaamd door zijn kollega's. Drs. J. Van Schoor stelt de zaak bijzonder scherp om de belachelijke vooroordelen tegenover teaterwetenschap te kunnen weerleggen. Deze wetenschap moet en mag z.i. niet ingrijpen in het kreatief proces - zeker niet -, ze is evenmin geroepen om krisissen op te lossen. Z.i. wordt al te negatief over die krisissen, die in elke generatie tot uiting komen, gehandeld. Waar het in de allereerste plaats op aankomt is het teater in al zijn geledingen metodisch te bestuderen. Het publiek heeft daar recht op en een dergelijke studie kan ertoe bijdragen een nieuw en stimulerend klimaat rond het teater te scheppen. Dit werk dient aangepakt te worden door allen die daartoe bereid en bevoegd zijn. Het lijkt hem geenszins nuttig stil te staan bij ontmoedigende verschijnselen en objekties die, nuchter en principieel bekeken, gewoon potsierlijk zijn.
De niets- of niemandontziende tegenspreker was Dr. R. Van Vlaenderen. Omdat ik wil ingaan op zijn tesis - zowel door bepaalde elementen te weerleggen, als door andere facetten te beamen - zal ik, gemakshalve, zijn opvatting punt voor punt weergeven.
1. Hij is bevreesd voor het monopoliseren van de teaterwetenschap door filologen.
2. Idem voor het leggen van aksenten op bepaalde disciplines.
3. Op dit ogenblik gaan wij naar een instorting van het teaterleven en het heeft derhalve geen zin nu over teaterwetenschap te praten. Dit is een lukse voor landen waar het toneelleven bloeit.
4. Er zullen door de ontwikkeling van de teaterwetenschap betweters ontstaan die de les zullen lezen aan hen die in het echte toneelleven staan, die weten wat dramatische kunst is en die het teater maken tot wat het is.
5. Alles wat verband houdt met voornoemde kunst moet ook door teatermensen behandeld, geleid en beheerd worden.
6. Vroeger waren de toestanden beter dan nu want de bemoeizucht van mensen, die eigenlijk in wezen niets met het teater te maken hebben, was minder groot dan vandaag de dag.
7. Er zullen weer eens meer vragen worden gesteld waarop niet geantwoord kan worden, er zullen belachelijke enquêtes georganiseerd worden en de praktijkmensen zullen zoveel mogelijk geweerd worden.