waarin stevige afgewogen, duidelijk aanwijsbare ook goed afgelijnde vormen in donkere kleuren, vooral groenen en blauwen gevat zaten. Zijn werk was toen strenger, gebalder, vlakmatiger, éénvormiger, egaler ook en beslist sprak het toen niet zo'n ruim publiek aan als nu. Daar is dus een wijziging, misschien wel een kentering in gekomen. Het dertigtal doeken dat Vanhaecke enkele maanden geleden in het Boudewijnpark te Brugge eksposeerde, heeft deze evolutie duidelijk gemaakt. Hij blijft in de algemene toonaard van zijn schilderkunst basiselementen nodig hebben. Dit zijn dan wellicht de herkenningstekens van zijn persoonlijkheid, de sleutelwoorden van zijn taal. We vinden zwart en bruin in al deze werken als rust-, begin- of eindpunten. Zij geven het ritme aan.
Dat ritme, wellicht het meest eigen aspekt van Vanhaeckes formele begaafdheid, gaat van die donkere partijen uit, maar nu waagt de kunstenaar de meest ekstreme toetsen. Zijn rozen, roden en gelen, zelfs de gevaarlijke kleur groen, weet hij aan te wenden en met sukses in te schakelen in de bewogenheid van zijn vormen. Vorm en kleur zijn op biezondere wijze één geworden in een kunst die zonder twijfel elke beschouwer moet aangrijpen. Door dat speciale ritme, of door de vlottere en aantrekkelijkere bewogenheid is Vanhaeckes werk ook figuratiever geworden. Het is echter een figuratie met een biezondere allure. Hier en daar heeft hij bievoorbeeld in de matière figuratieve grafismen aangebracht, die een diskrete toetssteen of een schuchter herkenningspunt vormen. In nog andere werken gaat zijn figuratie de kant op van het naïeve of beter nog naar een vormgeving die aan bepaalde aspekten van de antieke kunst zou kunnen herinneren. Het zijn beslist geen trukjes bij Vanhaecke, maar allemaal elementen die even spontaan als de grotere vormen, de ongaaf gebleven vlakken, de lichttoetsen van wit, geel, oranje, even uitbundig als de fellere kleuren, ineens zijn ontstaan en die in veel gevallen het kunstwerk biezonder genietbaar en voor velen herkenbaar gemaakt hebben.
Fernand Bonneure
Bert Vanhaecke werd in 1935 geboren te Beernem. Hij studeerde aan het St.-Lukasinstituut te Gent, waar hij laureaat werd in de afdeling monumentale kunsten. Hij volgde een kursus natuur- en figuurschilderen aan de akademie te Brussel en is leraar aan de stedelijke akademie te Brugge (natuurtekenen, dekoratieve vormstudie, ruimtelijke vormgeving en kompositieleer). Werk van Vanhaecke werd geselekteerd in de Campoprijs (Antwerpen), de prijs van Knokke, de prijs van de provincie West-Vlaanderen en de Keane-prijs van de stad Brugge. Hij eksposeerde te Brugge, Oostende, Gent, Brussel, Utrecht, Tielt, Westfalen.