komt, is hij zelfs de zoon van zijn vrouw geworden: ‘En zijn moeder gaf hem een glas warme melk en dikbelegde boterhammen (...) En toen de tijd daarvoor aangebroken was, trouwde hij met een hupse vrouw, kreeg kinderen, die weer kinderen kregen, enzovoort’ (66/7).
En dat maakt mij als resensent zo droevig dat aan zo'n grote gierige schoenmaker wel gegund wordt wat voor zo'n lieve kleine vlo niet is weggelegd. Zie je wel, denk ik dan, niet alleen in deze maar ook in de SFsprookjeswereld komen de groten altijd waar ze wezen willen en de kleinen worden overal vertrapt in hun nederige verlangentjes.
Het titelverhaal De man die een hoofd groter was dan de koning is er een van de tweede soort. ‘Er was eens een man die groter was dan alle mensen, ja, hij was zelfs een hoofd groter dan de Koning. Hij kon er niets aan doen, maar het mocht niet. Niemand mag groter zijn dan de Koning’ (7). God/de toverfee/de robotmaker (nergens gaat het multiple-choiceprincipe zozeer op als in sprookjes; dit is een diepe gedachte)-zij-dank kon deze man zijn hoofd afzetten. Om in de maatschappij te passen doet hij dat ook. Hij is geen rebel. Maar zelfs onder de zachtmoedigsten onder de sprookjesfiguren wordt soms iets van verzet wakker. De man die een hoofd groter is, sluipt naar het kasteel en verwisselt zijn hoofd met dat van de koning. Het heeft het effekt van een hersentransplatatie waar al decennia lang over gespekuleerd wordt: stop je de hersenen van A in B, wordt A dan B in doen en denken? Nee, zegt de wijsheid van SF-sprookjes, nee, dan ontstaat er een gespleten persoonlijkheid die met elkaar in konflikt komt. Nu zijn konflikten binnen gewone individuen al desastreus voor de maatschappij, gelijk wij boven zagen, maar konflikten binnen een koning richt een maatschappij te gronde: ‘Binnen twee maanden was dan ook alles in het honderd gelopen. In de meeste scholen waren geen schriften meer om in te rekenen en geen inkt om mee te schrijven; de scholen moesten gesloten worden en de kinderen naar huis gestuurd. Verder werd het land om de haverklap aangevallen door een andere koning en toen het herfst werd bleken er veel te weinig suikerbieten te zijn’ (21).
Geen wonder dat de man zijn eigen hoofd weer opzoekt en -zet. Hij vlucht ermee de bossen in, ver van het land waar de koning woont en zijn onderdanen die er wel voor oppassen op te vallen door een te grote lengte.
Maatschappijkrities als je wordt van zo'n anti-autoritaire belofte op de achterflap, vind je dit als resensent toch maar zielig. Hij doet er niets aan. Hij vlucht Hij Hervormt niet. En het kwade, het intolerante wordt niet eens gestraft. Het goede niet eens beloond: ‘Overdag kan hij zijn hoofd niet opzetten, want dan is hij te lang, alleen 's avonds kan hij het opzetten, als het donker is en niemand hem ziet’ (27). Is dat nu anti-autoritair? Het is je neerleggen bij het Gezag in zijn puurste vorm, het is bijna fascisties.
Men kan deze intolerante en erg autoritaire resensent dan tegenwerpen dat de sprookjesverteller binnen deze bundel toch wel een beetje naar het anti-autoritaire evolueert. Kijk maar naar het laatste verhaal Over het opvoeden van kleine pantoffeltjes. Iedereen weet toch dat kleine pantoffeltjes tot de meest gediskrimineerde wezens op deze aardbodem horen. ‘Pantoffeltjes horen klaar te staan als de eigenaar met koude voeten thuiskomt; doen ze dit niet, dan worden ze voor straf onder de divan gezet, in het donker, of in de kast, waar het nog donkerder is. Dan komt de boze stofzuiger en die eet ze op. Kleine pantoffeltjes horen goed uit te kijken dat ze op de juiste plaats staan, de een links, de ander rechts, en niet omgekeerd. Doen ze dit niet, dan gebeuren er ongelukken en velerlei rampen’ (105).
En dan komen er bij deze sprookjesverteller twee onnette pantoffeltjes die op zijn schouders klimmen en op zijn oren springen en niet met twee woorden spreken. En zo anti-autoritair is deze sprookjesverteller dat dat van hem mag. Dat hij niet ingrijpt. Dat hij ze niet hun plaats wijst (naast de kachel). Is dat nu geen geweldige evolutie: van ontwijkend, niet getolereerd onaangepast gedrag in het eerste verhaal - naar het tolereren van allerlei onopgevoeds in het laatste? Het laatste gaat dan wel over hele kleine pantoffeltjes en daar heeft anti-autoritair tegen zijn niet zoveel konsekwenties voor de maatschappij; en bij het eerste gaat een heel biezondere mens verloren onder de mangel van de Macht. Maar ik geef toe: groei zit er in.
Ik had dan ook niet anders verwacht van een van de weinige witte raven onder de auteurs die een anti-autoritaire vereenvaudigde spelling voorstaan, opdat er op de scholen wat meer tijt zou overblijven voor het lezen van SF-sprookjes.
Eindhoven, Amstelveen, lente '72.
Hanneke Paardekooper-van Buuren