name nastreven van wederzijdse Nederlandstalige programma's, met name op het gebied van het televisie-drama en zal blijven bevorderen dat oorspronkelijke Nederlandstalige televisiespelen tot stand komen; de Belgische en Nederlandse televisie zetten in samenwerking met het Holland Festival de voorbereiding van een muzikale versie van Mariken van Nieumeghen voort; een dramatisering van Een mens van goeden wil (Walschap) wordt als ko-produktie waarschijnlijk in 1972 gerealiseerd evenals Avonduren van
Beethoven (John Murat); de mogelijkheid Reinaert de Vos als ko-produktie in een verfilmde versie op het scherm te brengen wordt onderzocht, enz. Gemeenschappelijk zullen radio en televisie opnieuw ruime aandacht schenken aan de letterkundige en dramatische bedrijvigheid in beide landen.
De smaakmakers zijn niet erg origineel. Van sociaal-politiek engagement, revolutionair kunstenaarschap, kunstenaarsprotest en verschuivende normen en waarden geen spoor. Opmerkelijk is, dat er ook vrijwel nooit opinierende programma's worden overgenomen.
De VPRO, die met zijn kwebbel overal tussenzit waar wat te bekvechten valt, laat er in de rapportage van de kommissie ‘Toekomst Omroep’ dan ook geen twijfel over bestaan dat het bestaande sisteem de aansluiting met de reeds veranderde en in snel tempo nog radikaler veranderende samenleving en verwachtingen steeds meer mist. De wederzijdse omroepsamenwerking en programma-uitwisseling blijft - een paar goede ideeën, een paar aantrekkelijke akties, welwillend beschenen door de hoogtezonnen der publiciteit uitgezonderd - met de relayering van een stukje gladde en naadloze kunsthistorie beperkt tot de stichtelijke en missionaire verdediging van de gemeenschappelijke kultuur én met gooi- en smijtfestijnen in de serie Zeskamp tot de koinoia van een boerenbruiloftachtige feestviering. Het is een strohalm waar velen een eindje verder mee komen. Maar heel ver achter de kim zijn de gloedvolle ideeën verdwenen van wijlen minister Cals die in 1963 op het 36e Nederlandse Congres een overtuigd pleidooi hield voor een zeer intensieve samenwerking tussen de Nederlandse en de Vlaamse omroep op een tweede televisie- en een derde radionet; een dagelijkse uitwisseling - geheel of gedeeltelijk - van journaals; de instelling van een Hoge Raad voor de Nederlandse Cultuur; het inrichten van een gemeenschappelijke zender op de grens tussen beide landen met een onafhankelijke gemengde staf en een op integratie en kulturele en maatschappelijke eenwording gericht programma.
Debet aan de kreupelheid van het intussen door Noord en Zuid plichtmatig toegepast obligaat sisteem - voor de BRT nog altijd een welkom middel om op een gemakzuchtige manier de eigen zendtijd te stofferen - en de namaak-kommunikatie zijn vele faktoren. Er is de Nederlands-Vlaamse antipatie en er zijn een trits verlammende institutionele gegevenheden.
De uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Accoord, bijvoorbeeld, is een regeringstaak omhangen met de fluwelen omzichtigheid der internationale diplomatie en verpakt in vele ‘als-U-het-mij-toestaat-beleefdheden’. Bovendien is er vanaf 1946 de komplikatie dat de Belgische partner ook het Waalse landsgedeelte vertegenwoordigt, waar men zich minder aangetrokken voelt tot samenwerking en integratie met de ‘culture hostile’. Ingevolge de jongste grondwetsherziening openen zich echter nieuwe perspektieven en wordt het mogelijk dat de Vlaamse kultuurgemeenschap rechtstreeks overeenkomsten sluit met de Nederlanders. Dank zij de kultuurraad is de Vlaamse gemeenschap ook rechtspersoon geworden en kan zij als eigen zelfstandigheid aan het internationaal kultureel leven deelnemen. Hierdoor is een fundamentele doelstelling van de Vlaamse Beweging verwezenlijkt.
Er is nog een faktor: de tegenstelling tussen het omroepbestel in beide landen.
Gewoon omdat de ruimte voor praktisch handelen aanwezig was, kon in Nederland de zuilomroep zich met sukses ontwikkelen tot een bijterige stijlomroep zonder pardon, getuigend ondermijnend, progressief (VARA, KRO, VPRO, NCRV) en met de TROS als de aaipoes van koning klant - ik zet beide tipen wat zwart-wit tegen elkaar - waardoor men de samenwerking met de BRT kan vergeten of ondergeschikt maken aan de onderlinge kompetitie. Die BRT wil intussen wel een eigen kommunikatiestijl hanteren maar de aanzet daartoe stuit af op een beleid waarin het politiek denken het omroepdenken overheerst en de administratie de radio en de televisie een ‘hostessfunktie’ toeschuift. Een fraaie illustratie van het resultaat van die situatie valt enigszins ludiek te konstrueren uit Gerd de Ley's citatenboekje over Vlamingen en Belgen: De Nederlandse t.v. kun je rustig bevitten, maar bij de Vlaamse t.v. merk je niet eens fouten, je hebt hier gewoon niks