ta, Malang en Surakarta, waar, naar blijkt, het Nederlands als hoofdvak of als tweede taal wordt bestudeerd.
3. Het Nederlands als vak op enkele middelbare scholen in een vijftal steden op Java, waar de leerling naast het verplichte Engels kan kiezen uit Frans, Duits of Nederlands als tweede vreemde taal.
4. Het Nederlands op enkele lagere scholen (o.a. twee in Djakarta, meestal op verzoek van de ouders en gegeven buiten het lesrooster om.
5. Kursussen op instituten zoals die voor de opleiding tot sekretaresse.
6. Een zeer groot aantal partikuliere kursussen en privaatlessen. De docenten die Nederlands onderwijzen blijken voor een groot deel afkomstig te zijn uit het onderwijs (genoten opleiding: Europese kweekschool, Hollands-Inlandse kweekschool, Hollands-Chinese kweekschool). Vaak zijn het mensen die hun loopbaan zijn begonnen bij het lager onderwijs.
Het aantal kursisten dat nu officieel door Vinkenborg is geregistreerd, is ongeveer 2500. Maar dit is een registratie over slechts enkele maanden. Het totale aantal zal vele malen groter blijken te zijn.
De kursusduur is zeer afhankelijk van het doel dat de kursist voor ogen staat en varieert daardoor sterk. Op officiële onderwijsinstellingen is de kursusduur en het aantal lesuren per week uiteraard meer gereglementeerd (voor de A.B.A. bijvoorbeeld een driejarige kursusduur).
Interessant en belangrijk is er achter te komen wat nu wel de beweegredenen zijn om lessen Nederlands te nemen. In totaal werden negen motieven opgegeven. Het belangrijkste daarvan blijkt: kennis van het Nederlands is onontbeerlijk bij studies als rechten, geschiedenis, letteren, medicijnen, archeologie enz. (een motief dat voor de hand ligt, immers veel bronnenmateriaal in Indonesië is nu eenmaal in het Nederlands geschreven). Er zijn echter ook andere motieven die regelmatig worden opgegeven. Vooral de volgende motivatie springt er heel duidelijk uit: men wil werken bij een Nederlands bedrijf of instantie in Indonesië, of Nederlandssprekende ouders willen dat hun kinderen Nederlands leren i.v.m. betere toekomstmogelijkheden een ekonomisch motief). Andere beweegredenen zijn: kennis van het Nederlands is een bewijs van algemene ontwikkeling; men wil graag in Nederland of België studeren; een bepaalde groep, waar b.v. ambtenaren en leraren bij horen, wil kennis van het Nederlands, omdat men zoveel Nederlandse woorden en uitdrukkingen in het werk tegenkomt.
Als lesmateriaal blijkt van alles gebruikt te worden, in een aanzienlijk aantal gevallen gebruikt de docent de boeken waaruit hij vroeger zelf op school Nederlands leerde. De instellingen en mensen die partikuliere lessen geven en al eerder kontakt hadden met de Nederlandse ambassade hebben in het algemeen de beschikking over meer recent lesmateriaal.
In samenwerking met het ministerie van O. en W. en de Nederlandse Ambassade worden door Vinkenborg plannen uitgewerkt om te komen tot een koördinatie en standaardisering van de vele aktiviteiten op het gebied van het buiten-universitaire onderwijs in het Nederlands. Hierbij behoort een verdere uitbreiding van het verstrekken van lesmateriaal, maar b.v. ook didaktische steun aan de docenten, o.a. in de vorm van bijscholingskursussen.
Ook het Nederlands kultureel centrum, het Erasmushuis, in Djakarta heeft nu zijn vaste leider gekregen: het is de heer Cyriel van Dijk die in september van het vorig jaar zijn funktie als direkteur van het Erasmushuis aanvaardde. Dit is niet zonder gevolgen gebleven: er is veel veranderd en de kulturele aktiviteiten zijn sterk toegenomen. In het volgend nummer zal hier nader op worden ingegaan.
Op 31 januari j.l. werd in het Erasmushuis in aanwezigheid van de pers een historisch en kultureel gezien belangrijk kontrakt ondertekend door enerzijds de attaché voor pers- en kulturele zaken van de Nederlandse Ambassade, de heer drs. R. van den Berg, en anderzijds de uitgeefster Mej. Pamoentjak van de uitgeverij Djambatan. Genoemd kontrakt betreft de uitgave van de ‘Max Havelaar’ van Multatuli in het Indonesisch. Om deze uitgave mogelijk te maken heeft het Nederlands ministerie van C.R.M. een subsidie verleend.
De vertaler van het werk is de bekende Indonesische kritikus drs. H.B. Jassin. Het boek zal in juni 1972 verschijnen. Blijkens de ruime aandacht die dagbladen en tijdschriften hieraan besteden, wordt de verschijning van juist dit boek in Indonesië als een bijzondere gebeurtenis beschouwd. Op verzoek van de redaktie van dit tijdschrift zal de schrijver van deze rubriek, die vanaf het begin nauw bij de voorbereidingen tot de uitgave van genoemd boek betrokken is geweest, in een van de volgende nummers in een apart artikel hierop nader ingaan.
Gerard Termorshuizen, Djakarta