nederlandse taal en kultuur in het buitenland
The University of Kansas Center for Flemish Art and Culture.
Prof. E. Larsen.
Bijna twintig jaar heb ik in België doorgebracht, en ik heb er gestudeerd. Daardoor ben ik het rijke kulturele verleden van dat land gaan bewonderen en vatte ik het plan op die uitmuntende oogst bekend te maken aan mijn Amerikaanse medeburgers, om hen ten minste één klein deel van Europa beter te leren begrijpen en waarderen.
De beste metode om dat in akademische kringen te doen, leek me het oprichten van een centrum, verbonden aan een grotere universiteit, waar Vlaamse kunst, literatuur, poëzie, toneel en muziek - zowel hun inhoud als geschiedenis - onderwezen zouden kunnen worden door bevoegde personen.
Eenmaal ingeburgerd in de akademische wereld zouden de kennis en waardering van die eigenaardige vorm van kultuur kunnen overslaan naar de belangstellingssfeer van het grote publiek en België's verleden en heden een bereikbaar geheel worden voor de gewone burger.
Het kan voor Belgen zonderling lijken, maar ze hebben nauwelijks enige ‘presence’ in de Verenigde Staten. In mijn allereerste voorstel aan de universiteit, op 1 oktober 1968, schreef ik: ‘De meeste Europese landen zijn zeer aktief in het aanknopen van kulturele uitwisselingen en relaties met de Verenigde Staten. Om alleen maar van de kontinentale landen te spreken: Frankrijk bezit met zijn “Alliance française” een machtige organisatie; Duitsland zorgt voor geschriften en publikaties, sterk geruggesteund door de gespecialiseerde diensten van zijn ambassade in Washington; en zelfs Nederland is aktief via de werking van Nederlandse geleerden die in ons land wonen en doceren, via verspreiding van geschriften en de subsidiëring van een gespecialiseerde leerstoel Nederlandse Kultuur aan de Columbia University, New York.
De kulturele impakt van België op ons land was tot dusverre gering. Een reden die daartoe bijdraagt is de ontstentenis van een bilateraal kultureel verdrag. Toch is het een land met een schitterende artistieke en letterkundige traditie, die verder werkt in het heden - vooral dan in zijn produktiefste deel: de Vlaamse gemeenschap.’
Het ligt niet in mijn bedoeling dat vroegere voorstel in extenso weer te geven. Ik haal het alleen aan om aan te tonen hoe het idee voor een dergelijk centrum ontstond en wat de doelstellingen ervan zijn.
Zowel voor de plastische kunsten als voor de andere kunstvormen kan de studie niet gekoncentreerd worden op het Nederlandstalig deel van België alleen. Het is natuurlijk zo dat bv. in de kunstgeschiedenis de schilderkunst van de zuidelijke Nederlanden van omstreeks 1400 tot 1560 gemeenlijk ‘De kunst van de Vlaamse Primitieven’ genoemd wordt. Maar we weten dat die schilders noch primitief, noch uitsluitend Vlamingen waren. De Meester van Flémalle was in Doornik werkzaam, en Rogier van der Weyden - oorspronkelijk Roger de la Pasture - stamde uit dezelfde stad. Patinier kwam uit Dinant, Henri Bles uit Bouvignes, Memlinc uit Duitsland, en Barent van Orley uit Brussel. Tijdens de 17e eeuw waren tal van vermeldenswaardige schilders in Brussel en elders gevestigd, ook al werkte Rubens in Antwerpen. De benaming ‘Flemish Center’ moet men daarom zien als een aanduiding voor het geheel der zuidelijke Nederlanden. En die streek was inderdaad een kulturele eenheid. Hetzelfde geldt voor de andere kunsttakken: schreef Vondel in het Nederlands, Maeterlinck verkoos het Frans als instrument, en dat deed tot voor kort ook een Michel de Ghelderode. Als we dus bij ons op de universiteit gewagen van een ‘Flemish Center’, dan willen we daarbij uitdrukkelijk stellen dat we de Vlaamse meerderheid in België beschouwen als de belangrijkste, maar zeker niet de enige komponent van de kultuur en de beschaving binnen de grenzen van het hedendaags België.
Het stichten van het centrum werd goedgekeurd door de Chancellor van de universiteit van Kansas, Dr. Laurence Chalmers, in de lente van 1970. De formele toelatingsbrief werd ondertekend door Dr. Francis Heller, Vice-Chancellor for Academic Affairs, op 30 maart 1970. In België hadden we het voorrecht de belangstelling te wekken van de Minister van Nederlandse Kultuur, F. van Mechelen. De Belgische regering stuurde een gulle zending boeken, die officieel aan de universiteit overhandigd werd door de heer H. Perdieus, Kon-