gerhout). Dit bijna klassieke stuk werd door William Gibson gemaakt naar het boek ‘De geschiedenis van mijn leven’ van de Amerikaanse schrijfster en doktores Helen Keller. Tengevolge van een kinderziekte blind, stom en doof geworden werd zij gered door de lerares Ann Sullivan die zelf amper aan de blindheid was ontsnapt. Ann vecht (ook letterlijk) met al haar energie om het kind het verband bij te brengen tussen woord, gebaar en ding, want de taal is het middel bij uitstek om kontakt te krijgen met haar milieu. Het was voor regisseur Staf Tits zeker geen gemakkelijke karwei om dit spel te leiden, temeer daar het hier een stuk betreft dat oorspronkelijk als televisiespel opgevat en uitgewerkt werd, wat duidelijk merkbaar is aan de nerveuze opbouw in korte tafereeltjes die zich op verscheidene plans afspelen en aan elkaar gebonden worden door (in dit geval gebrekkige) geluidsbandjes. Een vergelijking met de gelijknamige film van Arthur Penn (met een steengoede Anne Bancroft) valt vanzelfsprekend nadelig uit voor het toneel, wat bij mij de vraag doet rijzen of het eigenlijk wel zin heeft zoveel uren en dagen aan repetitie e.d. te besteden als men voor een paar duizend franken een uitstekende film over hetzelfde onderwerp kan huren. De tijd dat de kunst bedreven wordt om het persoonlijke prestige en de persoonlijke genoegdoening zou al lang voorbij moeten zijn, dachten we.
Het meest moderne stuk, met een aktuele problematiek, was De dood en de verrijzenis van Meneer Roche, in regie van Miel Geysen. Dit ongetwijfeld autobiografische stuk van de lerse auteur Thomas Kilroy (van wie niets anders bekend is dan zijn schuilnaam onder dit stuk) klaagt de principes aan van de burgerlijke moraal die gebaseerd is op hypokrizie, egoïsme, oppervlakkigheid, gevoelloosheid. De sterk simbolische inslag verheft het werk boven de enge anekdotiek en maakt er een pleidooi van voor de homofilie, deze vorm van liefde die even menselijk en oprecht (zo niet oprechter) kan zijn als de heteroseksuele genegenheid. Wat het stuk zo boeiend maakt, is het feit dat anderzijds deze problematiek niet in een cerebrale simboliek blijft steken maar voldoende reëel gemaakt wordt door de sterk getypeerde, alledaagse personages en door uitstekende dialogen (hoewel het tweede bedrijf wel te lijden heeft onder de verduidelijking van de simbolisch voorgestelde tese). Dat het publiek, zelfs in de meest schrijnende taferelen, nog luid lachte, zal wel niet steeds aan de vertolking gelegen hebben, maar hoofdzakelijk aan de mentaliteit van de toeschouwers zelf die op die manier hun identifikatie met de ‘moordenaars’ van de homoseksuele Meneer Roche en de rechtvaardiging van de aanklacht slechts bevestigden. Soms was het spel wel wat ambivalent alsof de akteurs zelf niet best wisten of het nu een drama of een klucht was.
Laat ons hopen dat de juryleden (R. Beersmans, Fons Goris, W. Muyldermans, F. Op de Beeck, B. Van Eekert) dit wel weten. En dat zij erin slagen een aanvaardbare rangschikking op te maken voor het tornooi dat, willen zij een bekroning verantwoorden, alleszins zal moeten beoordeeld worden als amateurisme.
Wij persoonlijk werden het meest geboeid door De dood en de verrijzenis van Meneer Roche, niet alleen omwille van de inhoud van het stuk, maar ook omdat de toneelvereniging Sint-Genesius van Sint-Niklaas de meest homogene vertolking bracht. Aan de Kunstvrienden uit Borgerhout zouden wij de tweede plaats toekennen. Voor de beste individuele vertolking komen o.i. Jaak Van der Helst, Marc Van Brussel, Guy Vleugels, Blanca Wienen, Mia Wijnen en Hilde Walbers in aanmerking. Maar het blijft niettemin amateurisme.
Frans Depeuter, Herentals