den die reeds eeuwen voorbij waren in de tijd dat hij geschreven werd - in 1200 schreef men over 800 - en in de Romantiek en Neo-romantiek zien we hetzelfde. Hella Haasse zet deze lijn voort in een tijd die men wel
Neonromantiek heeft genoemd: het tijdperk waarin de maan door neonlicht is vervangen en de rozegeur door kattepieslucht. Er heerst onvrede in de wereld en dan kan men verschillende kanten op. Schematisch:
Hella Haasse heeft haar ‘vlucht-uit-de-werkelijkheid’ gemanifesteerd in romans zoals
Het woud der verwachting (1949) en
De scharlaken stad (1953) waarin zij
het verleden zodanig liet herleven dat vele lezers met bewondering aan deze twee boeken terugdenken: de schrijfster staat in hun herinnering gegrift als iemand die het verleden zo levend wist te maken dat men jaren later nog steeds de beschreven tijdperken voor zich zag.
Huurders en onderhuurders is echter een volkomen ander boek. Zodra men het gaat proberen samen te vatten blijkt dat ondubbelzinnig.
Wie een resumé wil geven van Het woud der verwachting en van De scharlaken stad komt bij de inhoud terecht: het verhaal, de geschiedenis. Het eerste boek kan getypeerd worden als de geschiedenis van Charles d'Orleans in het Frankrijk van de 15e eeuw; het tweede roept het oude Rome op.
Maar wie een samenvatting tracht te geven van Huurders en onderhuurders komt onvermijdelijk bij de vorm van het boek terecht en meer bij het heden dan bij het verleden.
Niet voor niets liet de kritikus van het dagblad De Tijd, Wam de Moor, het schema van een huis bij zijn bespreking afdrukken: het boek kon in de vorm van een huis - een bouwwerk - gestalte krijgen, en als een huis, waarin men zich wel of niet tuis voelt, zal het in de Nederlandse literatuur blijven voortbestaan. In Huurders en onderhuurders rekent Hella Haasse af met haar verleden, haar eigen verleden als schrijfster van historische romans en alleen reeds dáárom is het een belangrijk boek. Het laat namelijk zien dat iemand na 25 jaar nog veranderen kan: een ‘moraal’ die de meeste kritici ter harte kunnen nemen. Het onderwerp van kritiek dat bij allerlei besprekingen naar voren kwam, was: de auteur heeft te weinig ‘verhaal’ in deze roman gedaan. Maar dat het helemaal niet om het verhaal ging - maar om de vorm - ja, zelfs een kritiek op het ‘verhaal’ bevat, drong niet tot de heren kritikasters door. Het verhaal behoort tot het verleden: alle verhalen zijn reeds verteld! Een verhaal behoort tot de oppervlakte en zal - met de tijd - verdwijnen. In Huurders en onderhuurders komt dat aan de orde: heel de ‘historie’ wordt op een fantastische manier gerelativeerd, belachelijk gemaakt, in de persoon van een schrijfster van historische ‘romans’, Antonia Graving (alleen de naam all).
Laat ik bij het begin beginnen.
Wie de titel bekijkt, vraagt zich (misschien) af waar de verhuurders zijn. Alle goede dingen bestaan immers uit drieën, en speciaal in dit geval ontkomt men bijna niet aan de associatie met een hiërarchieke derde. Hella Haasse heeft deze opzettelijk weggelaten: ze heeft degenen die de macht in handen hebben met een duidelijke bedoeling niet genoemd, want ze heeft zich in dit boek op de realiteit van de menselijke samenleving gericht, op het zich-dood-staren op bepaalde oppervlaktefacetten, zonder te raken aan de diepere achtergronden. Huurders en onderhuurders is een oppervlakkige titel en het duidelijkst ziet men dat wanneer alle titelfiguren uit het huis verdwenen zijn en de ‘verhuurders' overblijven. Huurders en onderhuurders lijkt een oppervlakkig boek, maar ook daar bedriegt de schijn.
De roman bestaat uit drie delen:
I: | p. 5-91; |
II: | p. 93-135; |
III: | p. 137-148. |
Zeer ongelijkwaardige delen dus, zeker wat het aantal bladzijden per deel betreft. Maar ook dat is niet toevallig.
In deel I wordt de (brede) basis van het boek gelegd; in deel II treedt er een versmalling op en in deel III komt het hoogtepunt