achteruit, het is onmogelijk aan de Waalse problemen een oplossing te geven in die ‘dwangbuis’-kontekst, enz.
Laten wij eerst even speuren naar het vaderschap van Benelux. We komen al dadelijk tot de merkwaardige vaststelling, dat geen enkele Vlaming dit vaderschap kan opeisen. De echte vaders zijn de Belgische Minister van Financiën, wijlen Camille Gutt en de Nederlandse Minister van Financiën, Van den Broek. Later zullen P.H. Spaak en J. Bech, Belgisch en Luxemburgs Minister van Buitenlandse Zaken (zie de Mémoires van P.H. Spaak) te Londen hun aarzelende Nederlandse kollega, de heer van Kleffens, winnen voor de idee van een ekonomische Unie tussen de drie landen. Maar nogmaals: er kwam geen enkel Vlaming aan te pas! En dat is niet eens zo nieuw, aangezien het een Belgisch Franstalig journalist en ekonomist, tevens talentvol auteur, Eugène Baie, was, die al voor de Eerste Wereldoorlog een ekonomische Unie met Nederland voorstelde. Na de Tweede Wereldoorlog ageerde Prof. De Leener van de U.L.B. in dezelfde richting. De heer Bertrand stipt overigens zelf in zijn uiteenzetting aan dat anderen zoals Baron Snoy en Prins Charles van Luxemburg het aandurven Benelux te prijzen. Een Luikenaar, ex-Minister L.E. Troclet is lid geworden van het Benelux Stimuleringscollege dat uit zes personaliteiten bestaat en Benelux vooruit moet helpen.
We stellen vast dat de Waalse federalistische beweging van vóór het Rassemblement Wallon-F.D.F. Benelux niet bestreed. Deze anti-Beneluxkampagne is een feit geworden toen bleek dat sommige Gaullisten zich ergerden aan het bestaan van Benelux, omdat Benelux, met politici als Spaak, Luns en Mansholt, zich vaak onverzettelijke tegenstanders toonden van het Europe des Patries van De Gaulle. Precies op dat ogenblik nam het F.D.F. in Brussel een sterk pro-Franse houding aan. Ook de R.W. koos partij voor de Franse stellingen ten tijde van de weigering om Engeland tot de Gemeenschappelijke Markt toe te laten.
Anderzijds stelt men vast dat een aantal Waalse federalisten zich in de jongste maanden meer bewust zijn geworden van de samenhang waarin zij hun aktie voeren. Er zijn minder sentimentele, heetgebakerde Fransgezinde verklaringen. Er is zelfs een strekking waar te nemen voor een dialoog met Vlaanderen en met het establishment van het unitaristische Brusselse milieu.
Benelux is m.i. gegroeid uit een zeer oude Belgische zorg, die in Nederland haast even dwingend werd aangevoeld, en die voortvloeit uit de enge grenzen van onze landen, de al te beperkte nationale markten.
Het protektionistische Frankrijk heeft nooit en vooral niet sedert de jaren dertig van zijn simpatie voor de Waalse ekonomische of industriële belangen blijk gegeven. In die zware krisisjaren eksporteerde de Waalse industrie haar produkten zoals staal, cement en glas, machines en apparaten veel gemakkelijker naar Nederland dan naar Frankrijk. Voor een groot aantal verbruiksgoederen ging de Franse grens radikaal dicht.
De geschiedenis zal de staatslieden Gutt, Van den Broek, Dupong, Spaak, Bech en Van Kleffens gelijk geven, omdat zij in volle oorlogstijd de moed hadden om de Beneluxverdragen te ondertekenen, eerst de monetaire overeenkomst