ding. Er bestaat een goed en vroom boekje over deze heilige, Sint Liudger de voltooier van pater E. Bruna OFM (verkrijgbaar bij Bouma's boekhuis in Groningen) waar prof. Quispel m.i. wel nut van heeft gehad, al vermeldt hij dat niet. Liudger genoot een deel van zijn opleiding bij Alkuin in York. Hij wordt later bisschop van Münster en sticht de abdij te Werden in het Rijnland. Aldaar wordt nu nog de miskelk van Liudger bewaard evenals een 8e-eeuwse relikwieënkist die tevens als altaar dienst deed. Was dit Liudgers altaar? Liudger beschreef het leven van zijn leermeester Gregorius en dit is interessant voor de kennis van zijn milieu.
Liudger zelf wordt beschreven door zijn neef Altfrid, die enkele anekdotes vertelt die Quispel tot bepaalde gevolgtrekkingen voeren. Ten eerste is daar zijn reis naar het beroemde klooster van Monte Cassino in Italië. Vandaar zou hij, aldus de schrijver, een Latijnse versie van het Diatessaron van Tatianus hebben meegenomen, omdat een evangelieharmonie uitstekend geschikt is voor de zending. Dit Diatessaron werd de basis voor de Middelnederlandse levens van Jezus, maar eerst voor de Heliand. De blinde zanger-dichter Bernlef, door Liudger genezen, is dan de dichter van de Heliand, die te Werden ontstaan zou zijn.
Volgens de katalogussen van de helaas in 1803 tesamen met de abdij van Werden opgeheven biblioteek, was er aldaar een evangelieharmonie, volgens de traditie door Liudger zelf geschreven. Een afschrift van de Monte Casinotekst dus. Dat laatste komt ons toch wel tamelijk hypotetisch voor, temeer daar er een evangelieharmonie bewaard is in Tübingen die uit Werden afkomstig is en die van na Liudger dateert. De schrijver heeft een vast vertrouwen in de traditie dat dit niet de bedoelde harmonie is, maar dat deze, door Liudger afgeschreven, verloren is gegaan. Het origineel uit Monte Cassino is dus ook verloren (cf. pag. 22 en 125 van het boek)? Misschien kan men dit oplossen door na te slaan of de Tübinger harmonie elders in de katalogussen wordt genoemd. Zo niet... het lijkt weinig waarschijnlijk dat men in de 16e eeuw (de tijd van de katalogussen) sterk in grafologie was? Quispel gaat voort met verwantschappen aan te tonen tussen de Heliand en het Diatessaron, vervolgens van de Heliand met de Nederlandse Levens van Jezus, en dit alles op grond van gemeenschappelijke afwijkende evangelieteksten. Vervolgens met de Pepysian Harmony, een Engelse evangelieharmonie. Daarna probeert hij de kodex die Liudger uit Italië heeft meegebracht nader te omschrijven. Wat die onafhankelijke evangelietraditie van Tatianus en van het Thomasevangelie nu eigenlijk inhoudt wordt besproken in de volgende hoofdstukken die overigens niet overal waterdichte bewijzen leveren (blz. 42: de Syrus Sinaiticus leest niet ‘de plaats waar’; blz. 51: het feit dat Jezus aan het kruis azijn met gal in plaats van wijn met gal te drinken gehad zou hebben staat in vele handschriften en verwijst naar psalm 69: 22; blz. 56 de variant, ‘bleef op hem rusten’ staat wel
in andere Markushandschriften, het tweede voorbeeld van bladzijde is terug te vinden in Lukas 6:6; blz. 58 dit voorbeeld lijkt veel op Mattheüs 18:7).
Dan spreekt de schrijver over het Evangelie van Thomas en geeft zijn visie op de relatie van Tatianus' Diatessaron, het Evangelie van Thomas, de kanonieke Evangeliën en het Evangelie der Egyptenaren (ekstrakanonieke bron van Thomas) en het Evangelie der Nazoreeërs ekstrakanonieke bron van Thomas en Tatianus) (blz. 69). Op blz. 79 vinden we de stelling van het gehele boek in kaart: de joodskristelijke traditie in de Nederlandse Levens van Jezus en de Heliand kwamen van Edessa, de hoofdstad van Syrië en de plaats waar mogelijk zowel het Thomasevangelie als het Diatessaron zijn geschreven, via Monte Cassino naar Utrecht. Vandaar komt de evangelieharmonie naar Werden en Affligem. In Werden dicht de Fries Bernlef in het oudsaksisch (aan het Fries verwant) de Heliand, Willem van Affligem wordt later abt van Sint-Truiden en schrijft daarna een leven van Sinte Lutgart het oer-‘Leven van Jezus’. Na zijn dood ontstaat daaruit het Luikse en de andere Diatessarons. Het Luikse direkt, de andere via een gevulgatiseerde bewerking van het archetype (blz. 30).
‘Er is geen twijfel aan dat de eerste Nederlandse bijbelvertaling in de kring van Willem van Affligem is ontstaan en geboren is uit de geest van de Vlaamse mystiek’ (blz. 125). Dat is de uitgever van de Diatessarons, prof. de Bruin, met prof. Quispel eens. Maar veel verder gaat de overeenkomst niet, wat blijkt uit zijn dissertatie en de inleidingen op de uitgaven van de Diatessarons. Hij houdt het erop dat de Middelnederlandse levens van Jezus een originele, kreatieve kompilatie vormen van de Evangeliën. Het Luikse Diatessaron is het voorbeeld voor alle andere en als Willem van Affligem overleden was toen dit ontstond dan is het toch in zijn geest samengesteld.
In dit verband is de samenvat-