kulturele integratie en benelux
Kulturele betrekkingen tussen Indonesië en Nederland.
Sinds 1969 is in Indonesië de belangstelling voor de Nederlandse taal erg groot. Aan een aantal universiteiten wordt het Nederlands onderwezen aan studenten van juridische fakulteiten vooral. Overal in Indonesië bestaan partikuliere kursussen, van redelijke tot slechte, soms gesteund door de Nederlandse Ambassade. De toeloop naar deze kursussen is het laatste halfjaar verbazingwekkend toegenomen. Verbazingwekkend, ondanks het feit dat koningin Juliana in september 1971 Indonesië bezocht. Wat beweegt die duizenden Indonesiërs die de Nederlandse taal willen leren? Het wordt tijd, dat de Nederlandse ambassade in Djakarta hier eens een onderzoek naar doet. De ambassade beschikt sinds kort over een onderwijsdeskundige.
W.F. Hermans en Rob Nieuwenhuys op de Puntjak, november 1971.
Tot zijn taak behoort leiding te geven aan de kursusleiders, het uitgeven van een boekje met metodische en didaktische aanwijzingen, het inventariseren van kursussen en kursisten, het beheren van het talenlaboratorium van de ambassade; tot zijn taak zal ook moeten behoren een onderzoek te verrichten naar de motivatie van de kursisten.
Het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden heeft een vertegenwoordiging in Djakarta, geleid door drs. J. Minderhout. Binnen het raam van het tussen Indonesië en Nederland gesloten Kulturele Verdrag bekostigt het Instituut een serie vertalingen van wetenschappelijke artikelen uit het Nederlands in het Indonesisch. Tot eind 1971 verschenen zes artikelen, het kleinste 20, het grootste 112 bladzijden. Onder leiding van drs. Minderhout werkt een team van Indonesische vertalers aan dit projekt. De artikelen zijn voornamelijk van sociologische en antropologische aard. Binnen enkele jaren zullen tientallen artikelen vertaald zijn. Maar het blijft een druppel op een gloeiende plaat. In het Nederlands is nu eenmaal een schat aan kennis van de Archipel verzameld, kennis die ook voor de huidige generatie van betekenis is. Er zou nog veel meer vertaald moeten worden, maar er zijn te weinig bekwame vertalers en er is niet genoeg geld.
De wetenschappelijke samenwerking tussen Indonesië en Nederland breidt zich voortdurend uit. Met de kulturele samenwerking weet men nog niet goed raad. Rob Nieuwenhuys bezocht als lid van de advieskommissie die inhoud moet geven aan het kulturele verdrag, Indonesië. Hij bezocht er veel oude vrienden, sprak met erg veel Indonesische schrijvers, beeldende kunstenaars, musici en dansers, juist met het doel na te gaan of op het gebied van de kunst niet samengewerkt kon worden. Waarom zou een Indonesische filmer geen impressie kunnen maken van de Deltawerken? Waarom zou een Nederlandse filmer geen dokumentaire kunnen maken van het Indonesisch onderwijs? Het is te hopen dat hij de kommissie goede ideeën aan de hand doet.
Het Erasmushuis in Djakarta organiseerde een Rademakersfestival. De regisseur was zelf naar Indonesië gekomen, samen met W.F. Hermans, niet zozeer voor het festival, als wel om te onderzoeken, of het mogelijk zou zijn De Stille Kracht van Louis Couperus te verfilmen. In Oost-Java werd een goede lokatie gevonden. Het draaiboek heeft Hermans al geschreven; dat wil zeggen dat van Couperus' dialogen goed Nederlands werd gemaakt, aldus de bewerker. Rademakers