ballet
Winstpunt voor Ballet van Vlaanderen.
Eind november kwam het Ballet van Vlaanderen naar Gent met werken van Auguste Bournonville (19e eeuw), van de huiskoreograaf André Leclair en van de twee voornaamste koreografen van Nederland: Hans van Manen (jarenlang bij het Nederlands Danstheater) en Rudi van Dantzig (leider Nederlands Ballet).
Met genoegen hebben we vastgesteld dat het peil van het gezelschap hoger ligt dan vorig jaar, toen het eerste reisprogramma nog een amateuristische indruk maakte. Die indruk is nu weggewerkt. De dansers hebben blijkbaar hard gewerkt: het technisch niveau is opgehaald. Door een beroep te doen op buitenlandse koreografen is het programma interessanter geworden. De inkleding (dekors, kostumes en belichting) is zeer verzorgd (wat trouwens vroeger ook al het geval was). Het geheel heeft stijl. Nu nog zoeken naar een eigen gelaat!
Want dat eigen gelaat kan er moeilijk komen door in één programma vier balletten te brengen van vier koreografen met zo uiteenlopende stijlen.
Met verschillende koreografen kan alleen een programma worden samengesteld dat het eigen gelaat van een balletgezelschap laat zien die (zie het Nederlands Danstheater met in één programma bv. werken van Van Manen, Glen Tetley, John Butlers) als door de artistieke leiding een bepaalde richting wordt aangehangen. Dit is vooralsnog niet het geval bij het Ballet van Vlaanderen.
We begrijpen het standpunt van Jeanne Brabants als ze zegt dat ons publiek weinig vertrouwd is met balletkunst, alleen balletten van de laatste twintig jaar heeft gezien (en daarom een voorkeur heeft voor ‘moderne’ werken) en dat zij ons publiek ook vertrouwd wil maken met klassieke meesterwerken van vroeger (vandaar Petroeskja, vandaar Konservatoriet, vandaar La Vantana).
Daar schuilt ons inziens een gevaar in als ze Bournonvilles werken brengt, die door het oningewijd publiek dreigen ondergaan te worden als estetisch voorbijgestreefde balletkunst. Want van ons publiek mag ze niet verwachten dat het deze werken zal situeren in hun tijd.
Wat we steeds hebben geschreven, nl. dat het Ballet van Vlaanderen een huiskoreograaf mist met een sterke persoonlijkheid die zijn stempel op het geheel zou kunnen drukken, schijnt blijkbaar wel te zijn doorgedrongen tot Jeanne Brabants, die een beroep heeft gedaan op Rudi van Dantzig en Hans van Manen. Jammer dat Nachteiland niet meer representatief is voor de balletstijl van Rudi van Dantzig (het was zijn allereerste ballet en dateert van 20 jaar geleden!) hoewel het werk nog genietbaar is, vooral door de uitstekende vertolking door de vier solisten (Guy Tel, Marie-Louise Wilderijckx, Marie-Jeanne Wauman - die optrad ter vervanging van Winni Jacobs - en Michel Rahn).
Het Divertimento dat André Leclair heeft gekoreografeerd op muziek van Jacques Ibert, ligt op een lager peil dan het werk van Hans van Manen, dat eveneens een abstrakt ballet is, maar het doet goed dienst voor wat het ons inziens is: een pretentieloze uitsmijter van een programma.
Variomatic, van Hans van Manen, gezet op muziek van Lennox Berkeley, maakt een veel dynamischer en eigentijdser dansstijl waar.
Het gezelschap wordt gedomineerd door de technisch ongemeen knappe Marie-Louise Wilderijckx en even opvallend is dat de mannen de zwakke plek blijven van het gezelschap, waarin nu 23 vreemdelingen zijn opgenomen - ongeveer de helft van de troep - waardoor in de fout wordt vervallen die door Brabants vroeger werd verweten aan Béjarts Ballet van de XXe Eeuw.
Een schaduwzijde blijft de foutieve basisstruktuur waarmee het Ballet van Vlaanderen moest beginnen, nl. dat het zowel moet optreden als autonome groep met reisprogramma's door heel Vlaanderen, als in de opera's en operettes in de Koninklijke Vlaamse Opera van Antwerpen.
Vandaar dat er slechts met twee dozijn mensen kan worden opgetreden als autonome groep: uiteraard de besten, waardoor de andere helft vanzelfsprekend aan een minderwaardigheidskompleks gaat lijden en ook de technisch minst bekwamen bevat (we vragen ons dan af wat het peil is van de groep dansers die, als ‘Ballet van Vlaanderen’ - een misleidende naam! - optreedt in de lyrische voorstellingen te Antwerpen.
Financieel is het wellicht tot deze dubbele taak verplicht, want het is nog altijd zo dat het Ballet van Vlaanderen als autonome groep niet meer dan vijf voorstellingen per maand geeft in steden van het Vlaamse land (zeven is een uitzondering).
Dit verklaart ook waarom zo veel nieuwe werken moeten worden ingestudeerd: op 1 december had te Antwerpen een nieuwe balletavond plaats met twee nieuwe werken. Op 18 december ging te Antwerpen weer een nieuw programma in première met vier nieuwe balletten. Vanzelfsprekend is het interessant voor deze jonge groep werken