liseren zonder voorgaande in de provincie.
Schilder-dichter Jacques Coryn stelde een evokatie samen die een sfeerschepping wil zijn van het werk van Streuvels en van de periode waarin deze leefde en werkte. Omwille van de uitgebreidheid van het onderwerp zag de realisator een uitweg in de audio-visuele richting: muziek, deklamatie, diaprojektie, mime en dans vormden samen de ingrediënten van deze anderhalf uur durende evokatie. De tekstkeuze uit het proza van de auteur gebeurde zodanig dat de evokatie bestaat uit vier delen in overeenstemming met de vier seizoenen. De keuze van de personages (hoofdpersonages uit Streuvels' werk) in deze kontekst volgt de lijn van lente tot winter in de evolutie van jeugd tot ouderdom (o.a. Prutske, Rik (De Oogst), Boer Vermeulen (De Vlaschaard). Daarin onderhield Coryn één der hoofdkenmerken van Streuvels' werk: de verbondenheid van mens en natuur in hun onafscheidbare volledigheid door heel de levensevolutie. Het visuele gedeelte van deze realisatie bestond uit een 500-tal kleurdia's van Karel Anneessens en uit de mime- en dansgroep van Magda Vande Walle. Het auditieve aspekt bestond ten eerste uit de voordracht van fragmenten uit het werk van Streuvels en Gezelle door Antoon Vander Plaetse, onderling verbonden met teksten van Jacques Coryn voorgedragen door Ria Scarphout en Joris Sustronck, en ten tweede uit een aangepaste muzikale omlijsting (uitgevoerd in vorm van een bandmontage) van Herman Roelstraete.
Op drie schermen werden de kunstige dia's geprojekteerd, bestaande uit prachtige natuurbeelden uit het Westvlaamse landschap in wondermooie kleuren en uit schilderijen en beeldhouwwerken van tijdgenoten van Streuvels die op een eenvoudige manier de tijdsgeest weergeven, o.a. werk van luministen (Jacob Smits), impressionisten (Emiel Claus) en de Latemse groep (Gustaaf De Smet, Albert Servaes). Dit alles werd aangevuld met beelden uit het familiealbum van Streuvels.
De jonge meisjes uit de dansgroep beeldden in sobere lijnen de blijheid uit voor de lente en de frisheid van de jeugd en Magda Vande Walle mimeerde zeer speels het vrolijke leventje van de muizen zoals Streuvels het beschrijft in Leven en dood in de ast.
De keuze uit de teksten van Streuvels leek ons, voor zover wij zijn werken kennen, verantwoord en aangepast aan de bedoelingen van regisseur Coryn. We kennen Coryn als dichter van ekspressionistische poëzie waarin elk woord een zwaargeladen betekenis heeft. In zijn bindteksten heeft hij gepoogd in eenvoudiger maar poëtisch proza de taal van de Gezelle-Verriest-Streuvels generatie stilistisch na te volgen. Hoewel de deklamatie van Antoon Vander Plaetse nu wellicht verouderd aandoet en zijn uitspraaktechniek zeker voorbijgestreefd is, was hij toch wel de geschikte persoon voor deze moeilijke taak, gelet op de typische Westvlaamse taalrijkdom van Streuvels en Gezelle.
Herman Roelstraete, één der meest vooraanstaande hedendaagse Vlaamse komponisten, heeft reeds vroeger muziek geschreven voor Een Jaarkrans van Schoonheid, een film over leven en werk van Gezelle. Daarin had hij blijk gegeven van zijn rijke illustratieve zeggingskracht. De muziek die hij nu voor deze gelegenheid schreef, is veel minden uitbeeldend bedoeld. Het is veel meer een sfeerscheppende muziek, die ook gemakkelijk genoten kan worden los van de visuele en literaire kontekst. Wel wordt de gevoelsinhoud van de evolutie lente-jeugd tot winterdood nagevolgd. Het werk begint met een magistrale ouverture, uitgevoerd door het Belgisch Kamerorkest onder leiding van Georges Maes. We vinden hier al onmiddellijk het paradoksale terug van het Vlaamse karakter dat zo typisch is voor vele van onze kunstenaars, namelijk dat vermengen van uitbundige vreugde en van ernstige beschouwing, van zotternij en mystiek. Uit het hoofdstuk ‘Lente’ valt zeker het fijne Lentelied te onthouden, gezongen door het gemengd koor Vagantes uit Brugge onder leiding van Tony Venneman. Roelstraete is zeer bekend om zijn grote koorwerken (Lichtbericht voor mensen - Kersthallel e.a...) en om zijn talrijke meerstemmige liederen. Door zijn rijke struktuur en prachtige stemmenverdeling kregen we met dit lied eens te meer een fijnzinnig uitgewerkt miniatuur met al de rijkdom van een lenteschilderij. Ook in de ‘Zomer’ komt een koorgedeelte tussen de instrumentale taferelen, namelijk een Oogstliedje, gezongen door het mannenkoor Scola Cantorum uit Izegem onder leiding van Robert Depickere. Hier heeft de komponist zich gebaseerd op de melodie van oude volksliederen zoals die vroeger bij het oogsten door de boereknechten werden gezongen. In de ‘Herfst’ treft men vooral de ontroerende melodie en orchestratie waarin de hoorn solistisch optreedt
omweven met fluwelen tonen van de houtblazers. Tenslotte dient nog een aangrijpend, soms zelfs