De Twee Wezen.
De toneelgroep Globe speelt onder regie van Ton Lutz De Twee Wezen van D'Ennery en Cormon in dekor en kostuums van Nicolaas Wijnbergen, in de vertaling en met liedjes van Ernst van Altena. 2 oktober jl. ging in Eindhoven de première en er zijn al vele uitvoeringen gevolgd. Het stuk is een geweldige draak in de betekenis die Van Dale hieraan geeft, nl. ‘een toneelstuk met veel op effekt berekende tonelen, spektakelstuk’. Het spel dateert van 1874 en zit vol onvervalste proto-types als: onschuldige, engelachtige meisjes, de beide wezen Henriëtte en Louise; de sloerie van een straatwijf, de bedelares La Frochard; haar beide zoons Jacques, de fielt en de ongelukkige Pierre; de op het verkeerde pad geraakte maar in wezen edelmoedige geliefde van Jacques, Marianne; de losbol, de goede dokter, de wat stijve gedisciplineerde politieprefekt, de innerlijk verscheurde, wegkwijnende gravin met een besmet verleden; de edelmoedige ridderlijke neef, enz. Allemaal min of meer zwartwit getekende ‘flat characters’ die tezamen een bont geheel vormen in het dikwijls op toeval en effekt berekende verhaal. Acht taferelen uit het Parijs van zo'n goede honderd jaar geleden (de schrijvers zelf hadden het geplaatst voor de Franse revolutie, deze opvoering werd gesitueerd voor de Parijse Commune van 1871), waarbij ook weer het effekt niet werd geschuwd: een liederlijk feest bij Parijse losbollen - een winderige sneeuwdag (met echte dwarrelende sneeuw) voor de katedraal - een trieste vrouwengevangenis - de krotwoning van de bedelares, en eind goed al goed het huis van de gravin waar de gelukkige ontknoping plaatsvindt. Dit alles aan elkaar gezongen door de straatzanger met o.a. een refrein: ‘Hoor van die kinderen tussen hoop en vreze / in 't waar en droef verhaal van de twee wezen.’
Globe, onder regie van Ton Lutz heeft er een zeer goede voorstelling van gemaakt, die ofschoon de kritiek niet zo entoesiast was, wel eens de uitvoering van het jaar zou kunnen worden. Dat is dan zeker dank zij de regie en het toneelbeeld en de biezondere prestaties van, als eerste Petra Laseur als het weesmeisje Henriëtte, die o.a. een in al zijn sentimentaliteit ontroerend vondelingenverhaal doet in het tafereel ‘Bijna gevonden’ na de pauze, verder Wim van den Brink in zijn travestierol als vrouw La Frochard, het spel van Jeroom Reehuis als de ploertige lievelingszoon Jacques, met het tegenspel van Rudolf Lucien als de deerniswekkende verschoppeling Pierre. Dat het publiek intens meeleefde met de gebeurtenissen op het toneel bleek wel uit het feit dat op de avond dat ik de voorstelling bezocht, men entoesiast begon te klappen toen de manke Pierre tot het uiterste getreiterd, zijn schurkachtige broer neerstak. Het was een spontane reaktie: de ploert heeft zijn verdiende loon en gelukkig heeft de onschuld gezegevierd. Het ontroerende happy-end doet alle leed vergeten: moeder en dochter vallen in elkaars armen, de tranen worden gedroogd, het is alles niet om niets geweest. Al met al een zeer geslaagd spektakel.
Piet Simons