Pater Callewaert: 1886-1964.
P.J.A. Nuyens, zelf ook Dominikaan en vriend van Pater Callewaert, kon beschikken over alle nagelaten werk, vooral de vele dagboeken, die zijn belangrijkste bron waren voor deze biografie. Hij heeft drie bijlagen opgenomen: de brief (van april 1943) van Pater Callewaert aan H. Elias, zijn verslag (van 15 augustus 1943) aan Leopold III en zijn slotrede op zijn proces (11 april 1946). Naast talrijke foto's bevat het boek nog een bibliografie van Pater Callewaert en een personenregister.
Pater Nuyens schrijft over zijn vriend vol waardering en bewondering waarin evenwel af en toe een kritische noot niet ontbreekt. Zijn boek heeft hij ook bedoeld als een proeve van een tijdsbeeld en hij brengt er hier en daar beschouwingen over de Dominikanerorde bij te pas. Dat de auteur ook al eens een geëksalteerd proza of een wat ouderwetse woordenschat gebruikt, schaadt nauwelijks het duidelijke beeld van Pater Callewaert. Temeer daar Pater Callewaert niet een komplekse persoonlijkheid blijkt te zijn geweest. Pater Nuyens schrijft dat hij luidruchtig en optimistisch was ondanks tegenslagen en niet rankuneus na onrechtvaardigheden; ‘hij heeft gans zijn leven een zekere kinderlijke naïviteit bewaard’ (p. 31).
Een leidende rol in de Vlaamse Beweging heeft hij niet gespeeld, maar hij was enorm populair, vooral bij de Vlaams-Nationalisten. Dat kwam door zijn talenten als predikant en als feestredenaar voor tal van Vlaamse kulturele verenigingen. In zijn niet religieuze toespraken legde hij een grote vrijmoedigheid aan de dag t.a.v. de verhoudingen tussen Vlaamse Beweging en kerkelijke hiërarchie. Als religieus volks- en jeugdopvoeder (vooral voor de studenten te Gent) was hij zijn tijd vaak vooruit, wat hem dan weer moeilijkheden bezorgde met de kerkelijke hiërarchie. Voortdurend had hij moeilijkheden om jurisdiktie te verkrijgen van de bisschoppen. De censor van het bisdom Brugge heeft zijn geschriften herhaaldelijk gecensureerd en men heeft hem zelfs een tijd verbannen naar lerland, nadat men hem eerst voorgesteld had maar naar Kongo te vertrekken.
Pater Callewaert bleef nuchter genoeg en hij kreeg ook voldoende steun van zijn orde om niet toe te geven aan de vorming van een myte rond zijn persoon. Zijn vriendschap met vele Vlaams-Nationalisten heeft hem er dan ook niet van weerhouden om tijdens de Tweede Wereldoorlog ook tegenover hen een moedige en zelfstandige, maar niet Belgicistische houding aan te nemen. Voor een en ander had hij na de oorlog wel gedekoreerd kunnen worden. Maar hij kreeg een straf van 12 jaar waarvan hij drie en een half jaar in de gevangenis moest uitzitten.
Het tijdsgebondene en het romantisme van Pater Callewaert mag ons niet uit het oog doen verliezen dat hij, door zijn verzet tegen klerikaal obskurantisme, formalistische geloofsbeleving en bierflamingantisme, op zijn manier heeft bijgedragen tot de ontvoogding van de katolieke Vlamingen. Terecht mocht P.J.A. Nuyens besluiten over zijn vriend: ‘Lang voor men een concilie als Vaticanum II kon vermoeden leerde pater Callewaert over de ontvoogding van de leek in de Kerk vooral tegenover de kerkprovincies, die zich al te zeer partijpolitiek engageerden’ (p. 236).
Erik Vandewalle
Pater L.J. Callewaert, door P.J.A. Nuyens. Woord vooraf door Dr. L. Elaut, 288 blz., 1969, Oranje-Uitgaven, Mortsel. Prijs: 250 BF (ing.), 350 BF (geb.).