teloos geëtaleerd geld samenvalt met een kombinatie van petieterige lokale berekeningen, een grondig gebrek aan goede smaak en onzindelijke afspraken achter de schermen met nooit goed te omschrijven machten. Op de vloedgolf van nergens elders voorhanden mogelijkheden krijgt ‘het lelijkste land ter wereld’ in Brussel een unieke kans zijn protserigheid en lelijkheid te laten botvieren.
Als we eens kijken naar een niet te ver verleden kunnen we al een hele lijst vernielingen van artistiek waardevolle gebouwen opstellen. De grote ellende is begonnen in de jaren dertig, toen de brede sleuf van de Noord-Zuidverbinding grote delen van de binnenstad in een woestenij herschiep. Nu zullen weinigen het nut van die verbinding aanvechten, maar velen vragen zich af, of men niet behoedzamer tewerk had moeten gaan: van de honderden afgebroken mooie huizen had veel gered kunnen worden door onderdelen ervan ergens anders aan te wenden (in Amsterdam is dit gebeurd), in plaats van de schijn te redden door hele straten met nagemaakte oude gevels type vrolijk België (en soms met niets er achter!) aan te leggen. Op het trajekt van de verbinding sneuvelden later nog gebouwen die men eerst had willen redden: het Sint-Janshospitaal en het fraaie hotel d'Ursel om ons daartoe te beperken. Op de plaats van het hotel d'Ursel verrees een Amerikaans hotel, een bakbeest van 22 verdiepingen dat in geen enkele verhouding meer staat tot de omvang en onder meer tot de Sint-Michielskatedraal. Hiermee zitten we al volop in de wandaden van de laatste tien jaar. Het meest spektakulaire was de afbraak van het Volkshuis van Horta, een typisch produkt van de overgangsarchitektuur uit het begin van deze eeuw en als zodanig eksemplarisch; ook hier kwam een torengebouw in de plaats dat de hele Zavel en de Kapellekerk kwalijk overschaduwt. Vlak bij de Kapellekerk herstelde men de gevel van de Brigittinenkapel (de pendelaars uit Gent en Oostende kennen die wel!), maar de omgeving ervan liet men verkommeren, de huizen errond brak men later af en meteen ook maar de typische herberg waar de boogschuttersgilde Sint-Sebastiaan een onderkomen gevonden had.
Ook een torengebouw en nog eens een Amerikaans hotel hangen nu dreigend boven de Kleine Zavel en de eens zo gezellige tuin van het Egmontpaleis. Een nieuwe aantasting van de z.g. Kunstwijk en dat alles ondanks de prinselijke bescherming. De kwaal woekert voort en strekt zich uit over eens harmonische gehelen. Dat het niet alleen om oude stenen gaat of om relikten uit het verleden - hoe interessant die op zich ook zijn - wordt nu onderhand iedereen wel duidelijk en dit vormt dan ook de kern van de bewustwording die langzaam groeit.
Het hele leefmilieu wordt aangetast. Het ontmantelen van historische gebouwen en hoekjes heeft namelijk niet zelden tot gevolg dat hele wijken uit elkaar worden gerukt, van hun sfeer ontdaan of worden weggevaagd. Het scenario is onveranderlijk hetzelfde: er komt een nieuw groot komplex - hotel, kantoren of station - waardoor de wijk in stukjes uiteenvalt. Die aan zichzelf overgeleverde delen zijn dan, omdat ze geen harmonisch geheel meer vormen, aan verkrotting overgeleverd en vormen later een dankbare prooi voor grondspekulanten. De omgeving van de hele Noord-Zuidas toont ons hiervan verschillende voorbeelden, één van de meest schrijnende is misschien wel het volkomen kapotgaan van de eens zo levende Trapstraat.
Nooit is er een globale aanpak waar de stadsbewoner centraal gesteld wordt. Soms is het doodeenvoudig gebrek aan inzicht, heel dikwijls is het kwaadaardige berekening. De leden van de Brusselse gemeenteraad moeten vaak over onteigening en nieuwe bestemming van huizenblokken oordelen en stemmen hoewel ze pas drie dagen tevoren de betrokken bescheiden ter inzage krijgen, waarbij dan blijkt dat alles al in kannen en kruiken is en de hele operatie aan één enkele aannemer-eksploitant toegewezen wordt. Die is dan weer dikwijls dezelfde: met de regelmaat van een klok zien we de ‘Consortium des Parkings’ op bepaalde gebouwen aangekondigd. De schepen van Openbare Werken komt dan steeds met hetzelfde argument van ‘reeds aangegane verbintenissen’ aandragen en daartegenover staat de hele oppositie machteloos. Geen wonder én typerend voor de toegenomen sensibiliteit, dat in verband met de geplande ITT-toren, die een heel stuk Louizalaan en Ter Kamerenabdij bedoelt te ontsieren, overal in de stad affiches aangeplakt werden waarop in pittige termen de opsporing werd verzocht van ene Van Den Boeynants.
Er gebeuren trouwens de vreemdste dingen: zo werden in het kader van de sanering van de Antwerpse Steenweg door de stad voor 700 miljoen gronden en gebouwen onteigend, met de uitdrukkelijke belofte dat de meerwaarde ten goede zou komen aan sociale woningen, scholen, speelplaatsen en dergelijke. Nu blijkt niet alleen dat de bewoners op straat zijn gezet vooraleer er iets nieuws was gebouwd, maar ook dat een groot gedeelte van de onteigende oppervlakte doorgespeeld werd aan de maatschappij die het World Trade Center bouwt, dit alles voor nauwelijks 2% van de waarde, terwijl de stad Brussel haar leningen voor 8% moet afsluiten.
Hierbij mogen we niet vergeten dat de agglomeratie uit 19 gemeenten bestaat, waar iedere groep aan de macht zijn eigen ‘beleid’ voert inzake bouwen en ruimtelijke ordening (nou ja) en zijn eigen kombinaties en bevoorrechte bouwheren heeft. De groot-Brusselse wanordening is hiervan het resultaat.
Niet iedereen laat echter betijen, al is het gevoel van onmacht wel het eerste dat je bekruipt. Maar de opponenten voelen zich gesterkt door de nu stilaan vorm krijgende koalitie tegen milieubederf en de toenemende sensibiliteit. Er is bijv. een gemeenteraadslid als Van Geyt die door zijn hardnekkige en goed-gedokumenteerde interpellaties het ene konkrete geval na het andere aanklaagt en de duistere machinaties blootlegt. Er is nu al een paar jaar de groep ‘Archief voor Moderne Architektuur’ die op basis van goede dokumentatie de onttakeling aanklaagt en ook met tegenvoorstellen aankomt. Er is vooral het ‘Atelier voor Stedelijke Aktie en Research’, dat een ruimere groepering van belangstellenden is die de strijd voor een menselijke stad, ontmoetingsplaats voor alle bewoners, willen aanbinden. Beide groeperingen hebben nu een ‘Charter voor Stadsbeleid’ opgesteld, een plan voor ruimtelijke ordening waar al drie welomschreven gevallen werden uitgewerkt, waaronder de reeds vermelde Brigitinnenwijk. Ze hebben de bedoeling de hele Brusselse Vijfhoek aan een studie te onderwerpen en hierbij speelt in hun opvatting het raadplegen van het publiek een grote rol. Om een bres te slaan in de muur van grondspekulanten en gemeentelijke bonzen zijn méér dan overmoed en pakkende slagzinnen nodig. Er is behoefte aan een vakkundig optreden en daar zorgen deze groepen voor. Verheugend is ook vast te stellen dat de v.z.w. Kunstwijk haar aktie steunt op de verruimde basis van een leefbare integratie van oud en nieuw.
We hopen in een volgende bijdrage op deze punten van konkrete aktie terug te komen.
F.P.