dat ouderwets, aftands tot op de draad versleten is. Het toneel wil het nog altijd houden bij ‘verhaaltjes’. Geen zinnig mens van deze tijd wil zich nog laten vangen door een ‘verhaaltje’. In alle kunsttakken, literatuur, poëzie, schilderkunst, beeldhouwkunst, muziek, werd het verhaaltje weggeworpen. Wat versleten is moet weg. Het verhaaltje was niet meer dan een verzameling van gegevens om u te tonen hoe het al eens geweest was. Hoe anderen het ondergaan en verwerkt hebben. Wat kan ons dat in feite schelen?
Wij eisen nu iets waar we zelf, en op dit ogenblik, in betrokken zijn. De happening heeft ons geleerd dat het mogelijk is en als dusdanig is de happening nu sterker toneel dan het spelletje op de scène; die levensgrote kijkkast met levende poppen.
Ik neem geen genoegen meer met kijken naar toneel. Met kijken en luisteren naar akteurs. Met al dat ‘andere’.
Ik eis dat toneel mij bij een gebeuren betrekt. Dat ik een mee-speler kan zijn. Dat de spanning en de ontroering mijn persoonlijk aandeel wordt in het kollektief gebeuren, en dat het niet langer allemaal prefabgevoelens zijn die mij, en het hele publiek, uniform worden opgedrongen.
Het voorbijgestreefde toneel speelt een vals spel; evenzeer als de schilder die meent dat een landschapje binnen een gouden kadertje ons meer te geven heeft dan de natuur.
Dat natuur-plagiaat woekert nog altijd in het toneel. Wordt het niet uitgeroeid dan heeft het toneel geen zin meer. Want we weten dat er andere dingen zijn, die ons wel erg kunnen boeien. Al wat ons eigen leven aanwakkert.
De kunstenaar die nu een ‘situatie’ kreëert met enkele voorwerpen, weet dat zijn werk objektief geen enkele waarde heeft of kan hebben. Maar leven is altijd subjektief ondergaan, en wanneer wij zo'n situatie zien werkt zij op ons in. Objekt en wij samen maken de situatie. Het is niet langer een passieve kunst, van schud mij maar vol prefab. De situatie verplicht ons mee te doen.
Of dit droomtoneel mogelijk is? Beslist, en het bestaat reeds zonder akteurs.
Te Amsterdam eksposeerde de Amerikaan Edward Kienholz. (Ons land had geen belangstelling voor het werk...). Hij maakt situaties; telkens een kamer. Een kamer vol meubelen, voorwerpen, en enkele levensgrote poppen. Wie een kamer van Kienholz betreedt ondergaat er minutenlang een bewogenheid, met allerlei variaties, van walg tot de zuiverste ontroering. Na elf kamers is men deelachtig geworden in een gebeuren dat effektief dagenlang in u nawerkt. (Cfr. dit nummer blz. 115 e.v.)
De kamers van Kienholz zijn voor ons het meest hedendaagse toneel dat wij ooit beleefden. Het is geen ekspressionistisch gescharrel om er toch een eksperiment van te maken; evenmin een onverstaanbaarheid om intellektuelen te misleiden. Kienholz is gewoon wat er in u omgaat. Na elf kamers hebt ge uw eigen biografie gespeeld.
Misschien moet het teater eerst ontdaan worden van akteurs om weer toneel te kunnen worden. Een akteur wil ons altijd afleiden van onszelf. Hij wil het verhaaltje van vroeger weer maken. Een akteur die echter zijn taak kon beperken (of opdrijven) om bewegend voorwerp te zijn zou aan het teater van Kienholz nog een dimensie toevoegen. Dat zou een haast ondraaglijke spanning veroorzaken; want de ‘toeschouwer’ hierin zou de hoofdakteur zijn. Dat toneel zou ons bevallen.
Piet Sterckx