Het Amsterdams Studenten Kamerorkest.
In de periode van 2 tot 10 april 1970 gaven Amsterdamse studenten onder leiding van komponist-dirigent Jan Vriend, koncerten in Stockholm, Upsala, Falun, Karlstadt en Göteborg vijf koncerten. Een opmerkelijk getal voor het Amsterdams Studenten Kamerorkest, dat uit 50 musici is samengesteld en 5 jaar bestaat. Al die tijd heeft het zich uitsluitend en alleen met moderne muziek beziggehouden. Men presenteerde de Zweden twee Nederlandse werken: Ton de Leeuws Spatial Music I (1966), een glansstuk van het ensemble, en Joep Straessers Intersections I (1969), een eksponent van hetzelfde genre. Bijna overbodig te vermelden dat laatst genoemde kompositie voor 5 groepen is geschreven, die elk ook 5 musici tellen: een blazer, een strijker en drie slagwerkers; één bespeelt een instrument met een vaste toonhoogte. In het centrale derde deel vindt een promenade plaats, speciaal voor de blazers. Bij elke groep wordt hen een ‘serenade’ voorgespeeld, waarvoor zij ook hebben te buigen), in deze promenade is een vorm van dansend lopen voorgeschreven en wel zodanig, dat het ritme er een fysiek-motorische visualisering door meekrijgt. Daarbij wordt geimproviseerd op gegeven intervallen; soms staat in Intresections het ritme vast, op andere plaatsen is het ritme juist het enige vrije element. Begin en einde zijn het meest vastgelegd en ook het meest statisch van aard, een verschilpunt vormt daarbij het aandeel van de blazers in de centrumgroep: in het laatste deel wordt deze versterkt. De serenadetjes vormen het enige strak-gemetriseerde element in een overwegend soepelamorfe massa. De Leeuws Spatial Music bezit meer blokmatige segmenten, daar is de afwisseling ook groter. Desalniettemin zijn beide werken naar mijn smaak iets te lang uitgevallen.
Een boeiend avontuur vormde op die gedenkwaardige 12e april in de Amsterdamse Waalse Kerk ook Xenakis' ST/48-1, 240162 (1962) en Ligeti's Cellokoncert (1966). Xenakis, de komponist die niet bang is voor filosofie, waarschijnlijkheidsteorieën en wiskunde, is in de titels van zijn werk vaak zeer to the point: ST wil zeggen stochastische muziek, het daarop volgende getal 48 duidt de bezetting aan (aan het slot krijgen alle 48 instrumenten een afzonderlijke solopartij, - daarmee wordt hij echte verre geslagen door Ligeti, die in zijn Atmosphères tot 87 systemen komt), terwijl 240162 niets anders wil zeggen dan dat de partituur op 24 januari '62 werd voltooid. Voor Xenakis is het planontwerp heel belangrijk, de uitwerking blijft nummer twee. Voor de luisteraar is dat natuurlijk minder belangrijk zolang het resultaat maar overtuigt. Door goed gedoseerde afwisseling in tempi en niet in het minst ook door de veranderingen in dichtheid en in timbres blijft het klankweefsel de moeite waard. Voor Ligeti geldt een geheel ander uitgangspunt. Hij gaat namelijk uit van een soort gimmick: het nauwelijks hoorbare maakt hij tot zijn onderwerp, zo vermeldt de partituur: pppppppp. In feite staat hier de uitwerking gelijk aan het plan. Een koloristisch stuk kortom in de beste Poolse traditie. De meeste partituren die ik op de Herfstfestivals te Warschau hoorde bezaten namelijk precies dezelfde estetiek.
Maarten Kloos
Maarten Kloos was de Nederlandse Palm die onder meer de merkwaardige fluistercadens had waar te maken. Naast Penderecki's Sonata per violoncelli e orchestra, waarin de cellopartij op even subtiele wijze (altans in het eerste deel) in de orkesttotaliteit is verweven is Ligeti's concert, een duidelijke aanwinst in het niet al te grote concertrepertoire van onze tijd.
Ik onderging dit fraai samengestelde en schitterend uitgevoerde programma met gemengde gevoelens: enerzijds met wrevel vanwege het feit, dat amateurs sukses boekten met muziek die professionele musici meestal te veel tijd en moeite kost, maar anderzijds ook met gevoelens van hoop voor de toekomst: déze generatie begint te begrijpen waar de komponisten naar toe sturen.
Ernst Vermeulen