Keuls Ensemble voor nieuwe muziek.
Dat het bezoek van Mauricio Kagel aan Nederland in dezelfde periode de pers niet of nauwelijks haalde was minder afwijkend. Trossen bloemen voor Milhaud, akkoord, men had wat goed te maken. Maar Kagel is ten eerste geen ‘instituut’ en bovendien kwam hij na de oorlog wel degelijk een paar maal naar ons land. In Utrecht bijv. maakte Sur scène, een kamermuzikaal teaterstuk in één akte voor spreker, mime, zanger en drie instrumentalisten (1959-60) grote indruk. Kenmerkend voor Kagel als regisseur was toen, dat hij de attributen in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, onder meer een camp-achtig dekor, ogenblikkelijk improviserend in zijn stuk betrok. Verbluffend vond ik het feit, dat al die chaotische handelingen, in verschillende lagen opgebouwd, van begin tot eind vastgelegd bleken. Chaos tot in de puntjes ingestudeerd...
Op precies dezelfde wijze wordt in Der Schall voor vijf instrumentalisten (1967-'68, première in Reconnaissance des Musiques Modernes, die sinds '64 elke twee jaren wordt georganiseerd door het derde programma van de Radiodiffusion-Télévision Belge onder supervisie van George Carael) een spontaan spel gespeeld, altans die indruk wordt gewekt - men reageert op allerhande absurdistische signalen -, dat weer van a tot z blijkt vastgelegd. Hoogst kurieus. Vijf instrumentalisten wil nog niet zeggen dat de leden van het Keuls Ensemble voor Nieuwe Muziek (Edward H. Tarr en Vinko Globokar blaasinstrumenten, Karlheinz Böttner en Wilhelm Bruck tokkelinstrumenten en Christophe Caskel slagwerk) ook wérkelijk vijf speeltuigen onderhanden hadden. Het waren er namelijk ongeveer een 50-tal verschillende sóórten, waaronder een groot aantal buiten-Europese, zelfgekonstrueerde en zelf-gevonden instrumenten. De kracht van het werk is de spaarzaamheid. Slechts enkele malen musiceert het voltallige ensemble. Hoe gek het ook klinkt: Der Schall is eigenlijk een heel ‘eenvoudige’ muziek.
Op het koncert in de Kleine Zaal, georganiseerd door de Nederlandse Omroep Stichting in het kader van de openbare uitzendingenreeks Signaal (voorheen Ncrv, tans in samenwerking gefinancierd), bracht Kagels ensemble na de pauze het veel langere ‘Acustica’ tot uit- (of zo men wil tot op-) voering. Hierin spelen de elektronische klankverwekkers een veel grotere rol, het werk sluit in ontstaan en uitwerking echter geheel aan op Der Schall. Kagel komt hier tot veel komplekser geluidslagen en herinnert daarin sterk aan soortgelijke strukturen uit de latere stukken van Stockhausen. De laatste staat trouwens wel meer als een schim op de achtergrond die bij tijd en wijlen over Kagels produktie zijn schaduw werpt. Zo vond ik Transición I indertijd veel weg hebben van Stockhausens Kontakte, men herkende trouwens ook dezelfde Keulse apparatuur.
Het duurt allemaal veel te lang, ook al is er een zekere droog-komische visualisering meegegeven. Men ziet een transportband, er wordt met slagwerktuigjes van een afstand op bepaalde doelen gemikt, enz. enz. Nou ja, stelt U zich van dat enz. enz. weer niet te veel voor. Sur scène blijft voor mij een hoogtepunt. Kagel is in de eerste plaats regisseur-musikus, - zijn teaterstukken en zijn films ten dele, dààrin schuilt zijn kracht.
Ernst Vermeulen