waarvan de kreatie plaatsvond te Boedapest in 1968. In 1961 stichtte Denijs Dille het Bartokarchief, en werd hij er meteen ook de leider van. Dat archief bewaart 90% van Bartoks jeugdwerken, alle verschenen werken in de verschillende uitgaven, haast heel zijn wetenschappelijke en literaire biblioteek, het belangrijkste deel van zijn briefwisseling, bijna zijn volledig wetenschappelijk werk en allerlei dokumentatie over en rond Bela Bartok. Het werk van Denijs Dille beperkte zich echter niet tot het verzamelen van al dat materiaal, hij schreef ook tal van wetenschappelijke werken (o.a. Documenta Bartokiana; reeds vier delen), publiceerde verscheidene komposities van de Hongaarse komponist (o.a. Kossuth, Est, Roemeense dans voor orkest, Sonate voor viool en piano), herwerkte bestaande uitgaven (o.m. Twee portretten, Eerste kwartet), verzorgde tal van facsimile-uitgaven, en bereidt tans verschillende nieuwe publikaties voor (o.a. van Kwintet, Symfonie in Es).
De lezing van Denijs Dille was regelrecht afgestemd op de ontdekking van verbindingstekens en vooral verschillen tussen Zoltan Kodaly en Bela Bartok. In een precies gedokumenteerd betoog, dat bovendien verduidelijkt en gestaafd werd met talrijke muziekvoorbeelden op band, onderzocht de spreker na elkaar de persoonlijkheid, het wetenschappelijke werk en de komposities van de beide Hongaarse musici.
Bela Bartok en Zoltan Kodaly waren twee totaal verschillende individuen. Bela Bartok was in zichzelf gekeerd, egocentrisch, overgevoelig en vaak onbeheerst, een man die dikwijls afging op zijn intuïtie en instinkt, een zoekende religieuze geest. Zoltan Kodaly daarentegen was eigenlijk veel agressiever aangelegd; hij bezat een superieur verstand en had een gevreesde vlijmscherpe tong. Hij was vroom-gelovig maar gaf daaraan geen ruchtbaarheid. ‘Tegenover het pijnlijke, eenzame gevoel, het soms donker pessimisme dat uit veel komposities van Bartok spreekt en dat zowel zijn zielstoestand als zijn genie kenmerkt, staat het gevoel van vertrouwen, het optimisme, het geestelijk en sentimenteel evenwicht dat Kodaly in elke bladzijde wist te leggen.’
Ook op het gebied van de volksliedvorsing springen enkele tegenstellingen dadelijk in het oog. Bela Bartok interesseerde zich aanvankelijk als een romantische amateur voor het volkslied, zonder precies te weten wat en hoe hij moest verzamelen.
Bela Bartok en Zoltan Kodaly.
Toen hij echter een bloemlezing met volksliederen, door Zoltan Kodaly bijeengebracht, in handen kreeg, gingen zijn ogen open. Van toen af aarzelde hij nooit de raad van Zoltan Kodaly, doctor in wijsbegeerte en letteren, in te winnen, en publiceerde hij niets alvorens het te onderwerpen aan de wetenschappelijke en kritische geest van zijn vriend en strijdmakker. Al liepen hun werking en studie wel in menig opzicht parallel, toch bleven er steeds verschillen bestaan. ‘Kodaly voelde zich geroepen het Hongaarse volkslied tot in zijn diepste ondergrond en verst historisch verleden te peilen. Bartok integendeel voelde zich aangetrokken door de volksmuziek der naburen, die hij in ontwikkeling en bestaan wilde vergelijken met de Hongaarse.’
Ook in hun kunst zijn beide toondichters volkomen zichzelf gebleven en zijn de verschillen opvallend. Zoltan Kodaly bouwde zijn toonspraak op een zuiver Hongaarse bodem; zijn melodie en ritme zijn duidelijk uit die grond ontsproten. Bela Bartok daarentegen versmolt in zijn taal naast Hongaarse ook Roemeense, Slowaakse en zelfs Arabische elementen. Bartoks konceptie is meer instrumentaal gericht, Kodaly's opvatting veeleer vokaal. Bij Bela Bartok krijgt de zgn. begeleiding vaak evenveel aandacht als de melodie; bij Zoltan Kodaly dient de begeleiding meestal als achtergrond of ekspressief kader voor de melodie. Kodaly's muziek wordt gekenmerkt door een sensualistische klankopvatting, Bartoks werk door een a-sensualistische klankkonceptie.
Enkele dagen later sprak dr. Ferenc Bonis, programmator bij de Hongaarse Radio, in ‘Het Atelier’. Al handelde hij meer speciaal en zeer gedetailleerd over ‘Zoltan Kodaly und die Ungarischen Traditionen’ toch konfronteerde ook hij voortdurend de beide Hongaarse toondichters met elkaar, en wees hij herhaaldelijk op de verschillen in hun opvattingen en de tegenstelling in hun kunst.
Ferenc Bonis begon zijn lezing met de historisch geworden woorden die Bela Bartok in 1928 uitsprak tijdens een spreekbeurt in Amerika: ‘Wenn man mich fragt in wessen Werke der Ungarische Geist seine vollkommene Verkörperung fand, muss ich stets antworten in Kodaly's Werken. Diese Werke sind ein einziges Glaubensbekenntnis zur Ungarischen Seele.’ Hij legde uit waarom het Hongaarse publiek Zoltan Kodaly als zijn meest representatieve komponist beschouwt, terwijl het internationale publiek die eigenschap veeleer aan Bela Bartok toekent. Kodaly's kunst wortelt volledig en uitsluitend in de Hongaarse traditie. Daaruit delfde hij niet enkel de tema's op, maar vond er eveneens de sociaal-historische achtergrond voor zijn komposities. In tegenstelling tot de komposities van Bela Bartok zijn de bladzijden van Zoltan Kodaly met een diepe Hongaarse symboliek geladen. ‘Die Ungarischen Traditionen spielen in der Kunst Kodaly's eine zweifache Rolle: einerseits sind sie eine der wichtigsten Quellen der Inspiration, andererseits eine seelische Verbindingsbrücke von der Kunstler Individuum zu Gemeinschaft des Publikums.’ Eén van de belangrijkste en meest kenschetsende krachten van Kodaly's kunst is ongetwijfeld de eigenschap dat hij met het folkloristische materiaal en de traditionele melodieën de geest en gevoelswereld van voorbije tijdperken uit de Hongaarse geschiedenis levendig kon opwekken. Bij de beluistering van zijn muziek is het juist die symbolische achtergrond die het Hongaarse publiek achter de noten hoort en die het zo intens en zo diep aanspreekt.
Een derde maal werd over de figuur en de betekenis van Zoltan Kodaly gehandeld in een lezing die prof. Denijs Dille onder de titel ‘Peter Benoit en Zoltan Kodaly, hun betekenis voor de muziekkultuur van hun volk’ hield in het Koninklijk Vlaams Muziekkonservatorium te Antwerpen, naar aanleiding van de jaarlijkse Peter-Benoitherdenking.
In die lezing belichtte Denijs Dille na elkaar het pedagogisch streven van beide komponisten, en woog hij zeer nauwkeurig af welk resultaat daaruit is voortgekomen.
Peter Benoit wilde de muzikale op-