noordelijk tragikus als Joseph Beuys. Bij de Eindhovense Kompas IV, gewijd aan de kunst van de Amerikaanse westkust werd betreurd dat Kienholz' kunst onvoldoende uit de verf kwam door de beperkte inzending van drie kleinere assemblages uit het begin van de zestiger jaren. Inmiddels verwierf de Van Abbe-kollektie een assemblage (uit realia samengesteld objekt) van Kien holz, ‘Ella Luugh’ uit 1962, terwijl eerder in Nederland kollektioneur Becht werk van Kienholz aankocht.
Deze overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam komplementeert zodoende het beeld van de westkust-kunst, maar vooral konfronteert ze met een oeuvre, dat in z'n totaliteit niet minder is dan een verbijsterend beeld van onze menselijke konditie: Kienholz heeft de dramatische mogelijkheden van wat we noemen de environment of de ambiance opgevoerd tot een ongekende intensiteit.
Is dit eigenlijk beeldende kunst? Eerder zoiets als totaalteater: ruimten, daarin bekende en onbekende, herkenbare en zeer vreemde voorwerpen, deels gemaakt, deels gevonden of uit de realiteit gehaald, altijd op ware grootte. Muziek, geluid, stank: echte stank van ontsmettingsmiddel uit het kamertje van het State Hospital; overal ook echte stoelen, koelkast met cola... een stuk totaalteater, waarbij de betrokkenheid van het publiek een vanzelfsprekende is en niet de geforceerde van een schouwburg.
Eerst (in de Amsterdamse opstelling) de kleine kamers van de Roxy's. Dat is de naam van een beroemd bordeel in Las Vegas. Een sfeer van rood-bruin, proper en burgerlijk, lichtelijk versleten perzen, zachte krapauds, bloemetjesbehang, roze schemerlampen, kalenders aan de wand waarop de tijd vermeld wordt: 1943. Daarmee komen de tijdschriften overeen op de lage bijzettafeltjes en het portret van generaal Mac Arthur. En daar tussenin: ‘de meisjes van plezier’: als houten etalagepop uitgestrekt op de ijzeren trapnaaimachine - een eekhoorn kruipt uit de open borst - als ledepop tegen de muur met een versleten, oud-modisch korset. Een matrone met zwijnsschedel en oorhangers en de gouden halsband van onze grootmoeders, de kaptafel met pruiken en deodorants, waarnaast de klant zijn uniformjasje hing... kamer na kamer zo. Men vindt het gezellig in het museum, menigeen voelt er zich meer thuis dan ooit! Zeven kamers, de materialen zijn o.a. naaimachine, opgezette eekhoorn, noten, delen van etalagepop, automaat, broodtrommel, kuisheidsgordel, paspop, kippegaas, toiletspullen, speelkaarten, kunstbenen, ondersteek, vuilnisemmer, jutezakken, enz. enz.
Menigeen zal die Roxy's kennen, zij waren te Kassel op de Ducumenta te zien. Hier, in Amsterdam, zien ze er goedmoedig uit, zoals gezegd: gezellig; misschien omdat we in deze stad die sfeer van de hoerenkastjes kennen.
Kienholz hing een wandkleed aan de muur met daarop:
‘Er is zoveel goeds in de slechtsten onder ons
En zoveel slechts in de besten onder ons
Dat het nauwelijks betaamt aan één van ons.
Iets te zeggen over de rest van ons.’
Maar na de goedmoedigheid van de Roxy-kamers is er de schok van de ‘Illegal Operation’: kleine kollage van stoel, krukje, bakje, emmer, lamp en stoel op de kokosmat. Een verschrikkelijk beeld van een abortus: ‘een ongelooflijke uitbarsting van heftige wanhoop die het ogenblik uitbeeldt na de wrede aanval op het leven. Nergens in de moderne kunst vinden we de doodsstrijd zo uitgedrukt. Verdere woorden lijken hier overbodig’.
Illegal Operation door Kienholz.
Een barende vrouw op een keukenkastje, op keukentegels, de buik van de vrouw doet zeven lichtende pijlen ontsteken, verbeeldend de pijn, zoals de bol van plastic die uit haar mond komt de fiksatie van een schreeuw schijnt.
De ‘Dodge '38 achterbank’ is van vele repro's bekend: een oud-modische auto, die door ‘inkrimping’ (een stuk middenwerk is weggelaten) nog meer een dom rond brikje is - maar toch maar even in die
Dodge '38 door Klenholz.
vooroorlogse jaren al alle sensuele, gluiperige rondingen bezittend die onze huidige wagens nog steeds zo treurig maken - die auto is door Kienholz vooral als een huisje voor dakloze paartjes gezien. Ze vrijen op de achterbank, deze jonge mensen, ‘die als zoveel miljoenen Amerikaanse jonge mensen met de groel van hun seksuele behoeften gevangen zitten in een maatschappij die vraagt om maagdelijkheid en 'n Victoriaans huwelijk’. De toeschouwers staan als voyeurs terzijde: de auto is geparkeerd op kunstgras, terwijl de autoradio speelt, de twee gelieven blijken één hoofd te hebben, terwijl de hij van kippegaas is! Over het ‘State Hospital’ kan alleen maar gezegd worden dat de ‘werkelijkheid’ erger is dan alle afbeeldingen deden vermoeden; en de werkelijkheid? Men kijkt door het luikje in de deur: lucht van ontsmettingsmiddel, daarin de oude man met de armen gebonden op een bed in een kale kamer. In de beschrijving van dit tableau heeft Kienholz precies aangeduid hoe het zou moeten worden in geval van uitvoering. Dat is een werkmetode die hij nog steeds toepast: in details beschrijven hoe het werk zal zijn.
Dat konsept, daterend van 1964, is te zien in de vorm van een metalen plaatje met de titel: ‘The State Hospital’, daarnaast in houten lijstje de beschrijving: ‘het werk moet ook een echte kamer zijn met muren, een plafond, vloer, vergrendelde deur, enz. Er zullen alleen een ondersteek en een ziekenhuistafel staan (net buiten bereik). De man is naakt. Hij is op zijn maag geslagen met een in een handdoek gewikkelde staaf zeep (om onthullende blauwe plekken te verbergen). Zijn hoofd is een verlichte viskom met water waarin zich twee levende zwarte vissen bevinden. Hij ligt geheel stil op zijn zij. Er is geen geluid in de kamer. In het bed boven de man ligt zijn preciese evenbeeld in eenzelfde bed. De bovenste figuur zal ook een viskom als hoofd heb-