Zeg het met bloemen (1967) door Etienne lias.
Hommage aan Magritte (1968) door Etienne Elias.
Perspektief (gouache, 1969) door Etienne Elias.
Lucassen, Britse en Amerikaanse pop-art - op een naïeve, gemaniëreerde wijze schoon schip wordt gemaakt. Beslist, een kwaliteit en voorlopig een welgekomen afrekening met vele schilderkunstige kriteria en taboes, al maken wij ons geen begoochelingen.
Wat de kunstkritiek slechts enkele jaren geleden veroordeelde als inkonsekwenties, als tweeslachtigheid, als stunteligheid en als stijlkritische onzuiverheid wordt sedert de ‘antipeinture’ - ook al gebeurt zij met de traditionele schilderkundige middelen - het zaligmakende kredo. Niet alleen voor de schilder, maar ook voor de kunstkritikus is de ‘anti-peinture’ zowat de loper, waarmee elke gelegenheidsdief zonder opleiding of inspanning alle sloten van de kunsttempel kan openen.
Maar laten wij terugkeren tot Elias' tematiek.
De ‘figuren’ die zijn schilderijen bevolken, spreken ondanks hun geslotenheid voor zichzelf. Zonder uitzondering dragen zij immers de stempel van een burgerlijk milieu, meestal nog flink onderstreept door de meegegeven titels: ‘Ik heb je lief’ (1964-1965); ‘Niet dom doen’ (1965); ‘Een mooie tijd’ (1966); ‘Zeg het met bloemen’, ‘Notarisfamilie’, ‘Ik heb mijn hart op de Kemmelberg verloren’, ‘Portret van een play-boy’, ‘Twee Belgen’, ‘Zoals hem willen zijn’ (een reeks uit 1967); ‘Home, sweet home’, ‘Waar is mammie?’ (1968) en men zou rustig kunnen voortgaan.
De meeste schilderijen van Etienne Elias zijn inderdaad interieurstukken met vensters die uitgeven op een heuvelend landschap met of zonder boompjes, die alweer sterk herinneren aan de visie der Vlaamse primitieven, en uiteraard dragen ook deze rekwisieten tot de salonsfeer bij: de lampekap en de bloempot, de koffiekan en het ‘trouwe’ huisdier, het zondagse pak met de onderscheiding voor bewezen diensten, de gemakkelijke zetel en altijd opnieuw het venster, waarin men zo een oubollig landschapje ontwaart dat de windmolen er waarachtig niet kan ontbreken. Of waarin een napoleontisch soldaatje op zijn hobbelpaard ten strijde rijdt!
Negmaals, verholen ironie of een burgerlijk intimisme, kenmerk van de slechtste animisten die de jaren 30 ooit hebben opgeleverd? Trouwens, hoe is de verhouding van Elias tot de buitenwereld?
De reeksen, die hij sedert 1964-1965 aanpakt, onthullen wel een en ander. Geboeid door de ruimtevaart schildert hij sterk aan Magritte herinnerende doeken, evenals de ‘hommages’ aan Rubens, Magritte, Léger, Van Eyck, Rousseau, Matisse en Mondriaan, die stuk voor stuk op het podium werden gezet door middel van nationale of internationale barnumtentoonstellingen.
De volgens Elias opzettelijke banaliteit van de allerjongste reeks hoort thuis in de volksherberg, het wijklokaal en de dancing, want zij zijn duidelijke voorbeelden van een kermisachtige anti-peinture: ‘Paardekop’, ‘Zeegezicht’, ‘Sprookje’ (het kost weinig moeite om Roodkapje te herkennen), ‘Onze-Lieve-Vrouw van Oostakker’, ‘Nationalist’, een (artistiek) ‘Naakt’ en een ‘Stilleven’.
‘Het eerste portret van Eliane op de maan’ zet, evenals ‘I Grape’ de ruimtereeks voort. Hierbij valt op, dat de woorden of titels die op schilderijen of tekeningen worden vermeld voortaan in het Engels gesteld zijn en niet steeds beeldende elementen zijn, maar ook duidende en verwijzende.
Uiteraard kan de grafiek, waarvoor Etienne Elias reeds enkele keren werd gelauwerd, zowel technisch als tematisch en intentioneel het schilderwerk verduidelijken. Tekeningen zijn meestal de beste naam- en staalkaarten van de artiest. Wij hebben er voorlopig te weinig gezien om er ons over uit te laten.
Etienne Elias zegt tot besluit: ‘Ik doe mijn best om het goed te doen.’
Het klink oprecht, argeloos, verrassend.
Jaak Brouwers