Colibrant twintig jaar.
Eén van de leuzen die de uitgeverij Colibrant voert, is deze zin van Hölderlin: ‘Wat stand houdt wordt tot stand gebracht door de dichters’. In tijden van kulturele hoogspanning was de dichter de voornaamste personaliteit na de koning. Twintig jaar geleden werd Colibrant opgericht door de dichter J.L. De Belder, en zij heeft stand gehouden. Genoemd naar een Liers patriciërsgeslacht uit de 15de eeuw, stelde zij zich tot taak alleen teksten van hoog gehalte te publiceren, onafgezien van kommercieel sukses, onafgezien ook van politieke of filozofische overwegingen. Colibrant wilde geen uitgeverij zijn, Colibrant wilde alleen uitgaven brengen. Er is een nuance. De typografische verzorging moest daarbij zeer keurig zijn. Naar de uitgaven uit de laatste twintig jaar werd door de kritiek steeds met superlatieven verwezen, zij werden pareltjes genoemd, juwelen. In een tijd waarin wij (gelukkig) vulgarisatielektuur kennen, zijn zij (gelukkig) de boter op het brood.
De eerste publikatie - de uitgeverij was toen te Lier gevestigd, tans is de zetel Rode Beukendreef 4, te Deurle aan de Leie - bestond uit een Plaket over Maurice Gilliams, met o.m. bijdragen van A. Roland Holst en V. van Vriesland. Nadien kwamen vertalingen van Chinese en Japanse gedichten, van gedichten van Louise Labé (door Bert Decorte), en eerste manuskripten, o.m. van Renaat De Vos De standing was er onmiddellijk. Deze ‘Colibrantjes’ kwamen in klein formaat met kristaalomslag van de pers. In de loop der jaren werd zowel in de vorm als in de inhoud meer armslag geboden. Niet alleen oorspronkelijke poëzie werd gepubliceerd, doch ook essays over poëzie, en over andere kunstvormen, en enkele kleinere monografieën. Zij werden verrukkelijk geïllustreerd door Jos Hendrickx, Jan Gazel, Theo Humblet, Mosje Tamir, Michel Bracke e.a. De
J.L. De Belder.
kunstmonografie van Fr. Bogaert over zijn Lierse vriend Felix Timmermans vroeg de aandacht. Essays: Vital Celen over moderne poëzie, Gilliams over Paul van Ostayen (
‘Een bezoek aan het Prinsengraf’ in
‘De kunst van de Fuga’), Cornette over Liszt, A.M. Pols over Mozart, M. Tralbaut over Van Gogh. Proza in mindere mate, en dan nog in zoverre het in een specifieke poëziereeks geen kwaad figuur sloeg: van Maurice Gilliams, Jo De Meester, Ivo Michiels, Lode Weyck. Doch ‘het zorgenkind van Colibrant is de Poëzie’.
De bewering als zou baanbrekend werk verricht zijn is een gemeenplaats. Het wordt zo vlug gezegd dat het zijn betekenis verliest. Doch voor Colibrant is het waar. Hoeveel goede dichters en goede gedichten zouden ons verloren zijn gegaan als zij niet, alleen om hun kwaliteit, werden uitgegeven? Kwaliteit is zelden kommercieel, vooral in poëticis. Bij het tienjarig bestaan sprak men in de pers van een wonder. Opnieuw een klichee maar opnieuw de waarheid. De Belder heeft, mede dank zij een geduldige drukker, aan wie hier terloops ook hulde mag worden gebracht, het wonder verwezenlijkt om zonder kapitaal en op eigen krachten (d.w.z. zonder enige hulp) een fantastische waaier van kwalitatief hoogstaande poëziewerken open te vouwen. Anne Reiniers, Adriaan De Roover, Marcel Obiak, Renaat De Vos, Bertien Buyl, Jos Veulemans e.a. hebben bij Colibrant gedebuteerd.
Andere auteurs, van wie de meeste hoge bekroningen ontvingen, beschouwen het als een eer bij Colibrant te zijn uitgegeven. Buiten de reeds genoemde dichters zijn het bekende namen als L. Indestege, J. Vercammen, Albe, P.G. Buckinx, Daan Boens, Pol Le Roy, G. Helderenberg, naast jongeren als W. Roggeman, P. Vandeloo, P. Aerts, Jo Verbruggen, L. de Visscher, F. Handtpoorter, Marc Dangin, ik kan ze niet allen opnoemen. Colibrant bereidt tans bundels voor van Bert Decorte, R. De Vos, E. van Ruysbeek, Christine D'Haen, Lieven Rens e.a.
Het hoogst mikte zij met de uitgave van de ‘Gedichten’ van Maurice Gilliams; zij bleef op dit niveau met de recente bibliofiele uitgaven van essays over plastische of grafische kunstenaars, de ‘Cahiers van Deurle’ (in opdracht van de Stichting Mevrouw J. Dhondt-Dhaenens), waarin tot nog toe verschenen zijn: ‘Albert Servaes, De Kruisweg van 1919, met begeleidende tekst door Wies Moens’, ‘Maurice Gilliams: Wasdom. Variaties op een thema van Jos Hendrickx’ en ‘Albert Van Dijck, Tekenaar. Met teksten van Jos Hendrickx en Johan Fleerackers’. Twee andere cahiers worden in het vooruitzicht gesteld: over Willem van Hecke, door Eric Standaert en over Gust De Smet (‘Het Dorp’) door J.L. De Belder zelf.
Misschien ligt de verklaring van het sukses wel voor een deel hierin dat J.L. De Belder als dichter in nauwere betrekking staat tot de poëzie dan als uitgever. ‘Ik sta in dienst van de poëzie’, zegt hij ergens in een interview. Doch zoeken naar een verklaring voor dat sukses zou het geloof misschien kunnen breken dat in Vlaanderen nog een groep mensen bestaat die (goede) poëzie leest. Deze lezers zijn dan ook J.L. De Belder en Colibrant dankbaar.
Adriaan Magerman