Boeken vooraf, geschenken toe.
Van 4 tot en met 11 april 1970 vierde Nederland weer de boekenweek, een door uitgevers en boekverkopers samen jaarlijks ondernomen poging het lezen en vooral het kopen van boeken uitbundig te propageren, in de hoop dat het Nederlandse volk nu plotseling een volk van ijverige lettervreters zal worden. De belangrijkste trekpleisters waren altijd het boekenweekgeschenk, dat men gratis kon meenemen zodra men f 7,50 aan boeken besteedde, de speciale boekenweekuitgave, een meestal niet onaardig boekwerkje voor een zeer lage prijs (dit jaar is men daar overigens van afgestapt) en het boekenbal, dat altijd een veel te dure en veel te ekskluzieve aangelegenheid is gebleven van allerlei lieden uit de boekenwereld zelf.
De laatste jaren was de boekenweek een wat opgeschroefde vertoning, van een nogal geforceerde feestelijkheid, waarachter veel ongerustheid over de ontwikkelingen in het boekenvak verborgen werd. En dit jaar, nu er voor bijvoorbeeld het boekenbal minder belangstelling was dan ooit, kwamen de problemen van uitgevers en schrijvers via artikelen in tenminste twee veelgelezen weekbladen juist in de boekenweek naar voren op een wijze, die schril kontrasteert met de nog steeds onbezorgd feestelijke teksten in de propagandabladen van de boekhandel zelf: ‘Boeken in huis’ en ‘De Boekengids’.
De Nieuwe Linie plaatste op 4 april boven een kort artikel van Ben Bos de alarmerende kop ‘Literatuur dreigt randverschijnsel te worden’. Bos omschrijft daarin allereerst de eisen, die het aktiekomitee Schrijversprotest gesteld heeft aan de uitgevers en het ministerie van CRM, waarbij zij een boykot van de boekenweek als stok achter de deur gereed hielden. Het betreft vooral financiële eisen: 10% van de verkoopsprijs voor de auteur, zekerheidsstelling van de royalties, toevloeiing van de nevenrechten (uit radio, televisie, vertalingen, bloemlezingen) naar de schrijvers, maatregelen ter voorkoming van willekeurige betaling enz.
De schrijvers willen dus allereerst hun eigen belangen veilig stellen, maar Bos wijst erop, dat er in Nederland bovendien een veel agressiever kultuurpolitiek noodzakelijk is, die moet bewerken ‘dat de Nederlandse burger vormingsvoorwaarden ontmoet, die hem rijp kunnen maken voor een meer-waarde dan de consumptiementaliteit(...)’. Het klinkt goed, maar ga er maar eens aan staan.
Min of meer zijdelings roert Bos ook het gevaar aan van de fuzies in de Nederlandse uitgeverswereld, een gevaar dat nader uit de doeken wordt gedaan in Vrij Nederland van 4 april. Martin van Amerongen laat daarin de Vlaamse auteur Jeroen Brouwers aan het woord en haalt aan het slot van zijn artikel de uitgever Van Gennep aan, die gewezen heeft op de gevaarlijke monopoliepozitie die het Brunakonsern langzamerhand gaat innemen. De hoofdschotel van het stuk is echter het pakket klachten, dat Brouwers uit tegen de uitgeversgroep rond Van Goor. In 1964 benaderde de Haagse Uitg. Mij. G.B. van Goor Zonen n.v., die toen ook reeds de Boekerij, Van Hoeve, Kramer en H. Meulenhoff omvatte, de Vlaamse uitgeverij Manteau. Deze uitgeverij, onder leiding van Mevrouw Angèle Manteau, mag een uitgeverij heten die voor de Vlaamse literatuur veel heeft gedaan. Zij gaf Boon uit, kwam destijds met Claus' romandebuut, publiceerde Teirlincks Verzameld Werk en nam Lampo in haar fonds op. Van Goor en Manteau fuzeerden. Elk der uitgeverijen zou haar zelfstandigheid behouden, maar in 1967 werd Mevrouw Manteau de distributie in België ontnomen, zelfs ten aanzien van haar eigen boeken. De situatie lijkt voor de Brusselse uitgeverij tamelijk hopeloos, want Van Goor heeft volgens Jeroen Brouwers weinig belangstelling voor het literaire fonds van Manteau, en doet nauwelijks moeite het te verkopen. Ziehier de zegeningen van een fuzie.
Tegen deze achtergrond maakt de gedachte van Geert van Oorschot, om een zevental uitgeverijen van literair niveau tot een uitgeverij samen te voegen, in het geheel geen vreemde indruk. Overigens is het wel tekenend dat Van Oorschot zelf geen hoge dunk heeft van de bereidwilligheid daartoe van de bedoelde uitgevers, noch van hun inzicht in de noodzakelijkheid van dergelijke initiatieven.
Een door velerlei verontrusting overschaduwde boekenweek dus, die ook al niet al te vrolijk mocht uitvallen, omdat moest worden ingespeeld op de herdenkingen van de tweede wereldoorlog. Het feit dat deze 25 jaar geleden beëindigd werd weerspiegelt zich ook op de boekenmarkt. In de ter gelegenheid van de boekenweek verschenen ‘Boekengids’ is zelfs een speciaal artikel opgenomen van C.J.F. Stuldreher, waarin deze een opsomming geeft van de oorlogsdokumentatie, die momenteel nog via de boekhandel verkrijgbaar is. Dat is bepaald niet beperkt tot Weinreb's geruchtmakende ‘Collaboratie en Verzet’ en het nieuwe uitgebreide werk van dr. L. de Jong. Wie ziet wat voor een overstelpende hoeveelheid materiaal er voorhanden blijkt te zijn, zou de moed om er ooit aan te beginnen bijna in de schoenen zinken. Dezelfde boekengids vermeldt in zijn rubriek ‘Geschiedenis’ 17 Nederlandse titels, waarvan er maar liefst