leveren. Of niet? In het laatste nummer van ‘Avenue’ pleit mijn goede vriend Dimitri Frenkel Frank onbeschaamd voor een kommercieel toneel. Maar bij dit alles wordt één ding altijd weer vergeten: als je iets wilt verkopen, moet je iets te verkopen hebben. Wat is dan wel dat roemruchte kommerciële toneel? Een stuk dat op grond van kwaliteit van schriftuur en uitvoering goed verkoopt. ‘Oom Wanja’ bijv. in de regie van Ton Lutz, of ‘Vrijdag’ van Hugo Claus? ‘De twee wezen’, meent Dimitri, dat is kommercieel.
We zouden eerst eens moeten komen tot de vraag wat toneel eigenlijk is en wat dus de bedoeling van toneel zou moeten zijn. Ik hoorde laatst een stem uit het publiek (ik acht het publiek zeer hoog) die het n.m.m. uitstekend formuleerde: ‘Wat ik thuis niet kan doen en niet durf te zeggen, maar wat toch écht heel diep in mij leeft, dat zou ik graag op toneel zien en horen, zodat ik een schok krijg. Wat ik voor mijzelf niet helder weet te formuleren dat zou ik op toneel helder en geformuleerd willen zien, zodat ik om mezelf kan lachen of huilen.’
Ik kan het moeilijk beter zeggen: hiermee is zowel de behagende als de verontrustende funktie van het teater onder woorden gebracht. Het is het zuiverste pleidooi voor een maatschappelijk funktionerend toneel dat ik ooit vanuit het publiek heb gehoord. En het is een pleidooi dat o.a. gesteund wordt door een grote schare deelnemers aan een toneelenquête die onlangs in Utrecht werd gehouden.
Misschien bedoelt men met kommercieel toneel het toneel dat alleen de behagende funktie verricht. Waarschijnlijker bedoelt men met kommercieel toneel het toneel dat behaagt door middel van bedrog. Ik vrees echter dat men op den duur daarmee bedrogen uit zal komen. Kommercieel toneel is toneel dat zowel behaagt als verontrust. Men zal dus moeten opsporen wat er in dat publiek, in die gemeenschap leeft, vooral ook onuitgesproken leeft aan onlust, onvrede - aan getaboeëerde zaken ook, en men zal ze moeten presenteren in een herkenbare atmosfeer. Herkenbaar omdat door een sterke vervreemding de identifikatie onmogelijk wordt gemaakt en de schokwerking achterwege zal blijven.
Volkstoneel dus? Jawel, maar niet op basis van de eksploitatie der valse sentimenten waarmee dat begrip altijd wordt omringd, maar op basis van zeer elementaire gevoelens: een keuken zonder spruitjeslucht, een kamer zonder boenwas, een hoer zonder romantiek - ik noem maar wat - eerder een kille blootlegging van de maatschappelijke mechanieken dan een meelijwekkende tekening van de ellende door die mechanieken veroorzaakt.
Ik kan geen voorbeelden geven van hoe dat dan wel moet. Ik kan alleen zeggen: de schrijver moet weten waarover hij het heeft, hij moet (op zijn manier!) aan zijn betrokkenheid vormgeven. De hitte van zijn betrokkenheid koelt af in zijn vormgeving. Maar de kwaliteit van zijn stuk wordt méér bepaald door zijn betrokkenheid dan door zijn technische vaardigheid.